de Volkskrant van 16-11-1998, Pagina 9, KUNST, reportage
Leids orgel klinkt weer als in 1643
'Ze hebben de verwarming aangedaan.' Het gerucht stemt de in de
Leidse Pieterskerk verzamelde organisten bezorgd. Orgels zijn
temperatuurgevoelig, en bij de ingebruikneming van het geheel
gerestaureerde Van Hagerbeer-orgel mag er natuurlijk geen wanklank
vallen. Maar de roodgloeiende hete lucht-turbine bij de ingang dient
blijkbaar vooral om de echte kou naar buiten te blazen, en uiteindelijk
komt de temperatuur niet boven de achttien graden. Zoals het hoort.
Het luistert werkelijk nauw bij dit orgel. Het staat namelijk in de
middentoonstemming, een stem-wijze die tot in de zeventiende eeuw in
zwang was en die veel zuiverder klinkt dan de huidige stemming. Dat
heeft tegelijkertijd zijn prijs, want daardoor zijn bepaalde
samenklanken vals en dus onbruikbaar. Die komen dus niet voor in de
muziek uit die tijd.
Die oude muziek klinkt weliswaar niet slecht in onze moderne
stemming, maar boet toch aan luister in. Vandaar dat de restauratie van
het Pieterskerkorgel, waarbij het instrument is teruggebracht naar de
toestand van 1643, van grote betekenis is. Leiden beschikt hiermee over
het enige grote stadsorgel ter wereld dat overeenkomt met de
instrumenten waarvoor componisten als Sweelinck en Frescobaldi hun
muziek schreven.
Hoewel er in de loop der eeuwen heel wat aan het orgel is geknutseld,
bleek tijdens de restauratie dat er van de pijpen die Galtus en Germer
van Hagerbeer er drieëneenhalve eeuw geleden in hebben gezet, toch
nog zo'n zeventig procent bewaard is gebleven. Een gedeelte daarvan is
zelfs nog ouder, aangezien de Van Hagerbeers materiaal van hun
voorgangers gebruikten. Zo bevat het orgel nog verschillende pijpen uit
1518 en 1446. Van de vijfendertig registers zijn er slechts zeven
helemaal nieuw gemaakt. Aangezien het instrument tevens is teruggebracht
naar zijn oorspronkelijke, lagere toonhoogte, moest een groot gedeelte
van het oude pijpwerk een stukje verlengd worden.
Organist Leo van Doeselaar knikt vriendelijk naar de camera voor hij
plaatsneemt op de orgelbank en een Wilhelmus-zetting uit 1650 ten
gehore brengt. Overal staan monitoren, waarop het publiek de
verrichtingen van de organist en zijn beide registranten kan volgen. Het
is onthullend om te zien hoe naarstig die beide hulpjes soms in de weer
zijn. Vooral in de 'Brabantschen ronden dans' waarmee Van Doeselaar
talloze registercombinaties demonstreert hebben ze hun handen vol. Het
nieuwe orgel herbergt een rijkdom aan kleuren, maar de ware kwaliteit
van het instrument komt tot uiting in de wijze waarop ze versmelten.
De verdiensten van de middentoonstemming springen ogenblikkelijk in
het oor. De akkoorden hebben als het ware een innerlijke rust, waartegen
de 'doorgaande' noten markant afsteken. De sequenzen, die typisch
barokke stijlfiguur waarbij een muzikale formule trapsgewijs omhoog- of
omlaag schuift, krijgen een totaal andere lading, nu ze ontdaan zijn van
de gelijkvormigheid waartoe de moderne stemming ze veroordeelt.
Uitwijkingen naar 'verre' toonsoorten klinken gevaarlijk, op het randje
van vals.
Peter-Jan Wagemans, die de opdracht heeft gekregen een modern werk
voor dit orgel te schrijven, gaat in zijn Gioco veelvuldig over dit
randje. Het is een beweeglijk stuk, vol geestige hikjes en riedels, maar
het spel met zuivere en valse intervallen is meer dan eens te gewaagd,
en dan raakt de muziek verstrikt in dissonanten die zelfs een
twintigste-eeuws oor niet accepteert. De kracht van dit orgel is tevens
zijn beperking: voor muziek van na 1700 is het niet geschikt.
Maar het Magnificat uit Monteverdi's Maria-Vespers heeft in geen
eeuwen zo illuster geklonken als bij de uitvoering van zaterdagavond
waarin het ensemble Tragicomedia werd bijgestaan door organist Liuwe
Tamminga. Een letterlijk magnifiek begin van de Orgelfeestweek, waarin
concerten op het Van Hagerbeer-orgel worden opgeluisterd met vele andere
optredens en evenementen.
© Frits van der Waa 2006