Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 27 november 1998, Kunst, recensie

Bloemlezing van veelzijdige liedkunst Bosmans

Liederen van Henriëtte Bosmans, Willem Pijper, Lex van Delden en Bertha Frensel Wegener-Koopman, door Julia Bronkhorst en Maarten Hillenius. Globe GLO 5183.

Het werk van Henriëtte Bosmans (1895-1952) krijgt minder belangstelling dan het verdient, en daarom is het heuglijk dat sopraan Julia Bronkhorst en pianist Maarten Hillenius op welluidende wijze een lans breken voor haar muziek.

De cd Henriëtte Bosmans and Her Circle bevat veertien van haar vierenveertig liederen, en dat hadden er best wat meer mogen zijn. De keus om Bosmans' muziek in perspectief te zetten door ook een aantal liederen van haar leermeester Willem Pijper op te nemen is zinvol. Maar de overige aanvullingen hangen er een beetje bij. De Three Love Songs on Texts by Rabindranath Tagore van Bertha Frensel Wegener-Koopman zijn weliswaar mooi, maar stammen uit een andere muzikale wereld, en het peil van de twee werkjes van Lex van Delden is beneden de maat.

Niettemin is het een fraaie bloemlezing, die recht doet aan de veelzijdigheid van Bosmans' liedkunst. Kennelijk had iedere taal voor de componiste een eigen 'kleur': haar Duitstalige liederen zijn ingetogen, de Nederlandse hebben een zekere grauwheid, en de Franstalige liederen zijn briljant en fel, met als hoogtepunt het voor Edith Piaf bedoelde La chanson du chiffonnier.

De uitvoering en de opname zijn voortreffelijk. Julia Bronkhorst is geen power-sopraan - af en toe zit ze op het randje van haar kunnen - maar compenseert dat ruimschoots met haar tot in de fijnste nuances aangescherpte vertlolkingen. Maarten Hillenius toont zich in de dikwijls avontuurlijke pianopartijen een eminent begeleider.

J.S. Bach: Toccatas BV 910-916, door Ivo Janssen. VOID-9802.

Bach op piano - het klopt niet, maar het kan wel, mits met respect. Dat respect bezit pianist Ivo Janssen in hoge mate: in het lijstje met dankbetuigingen op deze cd staat de naam van Bach bovenaan. Zijn vertolking van de zeven Toccata's uit 1707-1712 is navenant: eerst komt Bach, dan pas Janssen, zodat je soms bijna gaat verlangen naar wat meer pianistisch vuurwerk. Maar meer zou te veel zijn, dat maakt Janssen, die ondanks zijn eerbied volstrekt boven de materie staat, ten enenmale duidelijk. Ietsje meer ruimte in de opname, dat zou nog kunnen.

Met dat al weet Janssen de van energie en fantasie bruisende jonge Bach op een volstrekt overtuigende manier tot leven te brengen. Reden genoeg om met spanning uit te zien naar de volgende aflevering in zijn reeks Bach-registraties.

Max Reger en Eugene Ysaÿe: werken voor cello solo, door Harro Ruijsenaars. Classico CLASSCD 177.

Afgaande op de typografische verzorging van het boekje en de spelling 'Eugéne' moeten we het label Classico onderbrengen in de categorie huisvlijt. Voor de cd zelf geldt dat gelukkig niet. Het spel van cellist Harro Ruijsenaars is brandschoon, en de opname is prettig ruimtelijk. Ook Reger is op zijn best in zijn Suites voor violoncello solo, waarin hij - met Bach als vertrekpunt - de grenzen van het genre aanzienlijk oprekt, zonder in laatromantische flauwe kul te vervallen. Eugène Ysaÿe, de befaamde vioolvirtuoos, tevens componist, doet dat hier en daar wel in zijn Sonate. Maar zelfs dat chromatische geglibber is bij Ruijsenaars in goede handen, en gelukkig komt ook bij Ysaÿe de muziek uiteindelijk op zijn pootjes terecht.

Made in Paris: werken van Ibert, Milhaud, Martinu en Tsjerepnin. Holland Wind Players en Jean Decroos o.l.v. Jeroen Weierink. Etcetera KTC 1191.

Het label Etcetera is enige tijd uit het gezicht verdwenen, en inmiddels overgegaan in handen van nieuwe eigenaars die vastbesloten zijn zich sterk te maken voor het nieuwe en ten onrechte veronachtzaamd repertoire waarvoor Etcetera altijd op de bres heeft gestaan. De cd Made in Paris bevat twee plaatpremières, dus dat zit wel goed. Ook het spel van de Holland Wind Players (dat vroeger door het concertleven ging als het Joseph Triebensee Ensemble) is uitstekend. De opname kon beter: het ensemble komt goed tot zijn recht, maar in de twee werken voor cello en blazers van Jacques Ibert en Bohuslav Martinu lijkt cellist Jean Decroos platgedrukt in de speakers te zitten. Bovendien bevat de opname van het laatste werk een las die je zelfs bij de buren nog kunt horen.

Wat niet wegneemt dat het een aardige plaat is, want er viel heel wat te beleven in het Parijs van de jaren twintig. Martinu's Concertina biedt naast verantwoord amusement ook enige ongezouten schelmenstreken. De dissonanten in Milhauds Vijfde Symfonie voor tien blazers zijn een lust voor het oor, en de Sonatine voor blazers, pauken en xylofoon van Nikolai Tsjerepnin is weliswaar zwaar schatplichtig aan de vroege Stravinsky, maar is evengoed een feestelijk stuk met rake klappen.


© Frits van der Waa 2006