Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 28-12-1998, Pagina 9, KUNST, recensie

Puccini bij Chailly adembenemend

Il Tabarro, van Giacomo Puccini (concertant), door het Koninklijk Concertgebouworkest, Groot Omroepkoor, met als solisten Juan Pons, Stephanie Friede, José Cura, Daniela Barcellona, o.l.v. Riccardo Chailly. 23 december, Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht.

Met de kerstgedachte heeft Puccini's Il Tabarro nog minder te maken dan de Mahlersymfonieën die het Concertgebouworkest eertijds in zijn Kerstmatinee uitvoerde. Maar het lijdt geen twijfel dat het orkest en dirigent Riccardo Chailly in het oeuvre van Puccini datgene hebben gevonden wat de Mahlervertolkingen van Bernard Haitink destijds tot een belevenis maakten.

In de rechtstreekse televisie-uitzending was de camera begrijpelijkerwijs gericht op de solisten, waardoor de fascinerende aanblik van een dirigent die alle partijen woord voor woord mee-mimede de kijkers onthouden werd. Chailly staat altijd borg voor geïnspireerde uitvoeringen, maar de hartstocht waarmee hij zich hier in de noten gooide, was ongekend. Hij boetseerde het tempo, poetste de klank, belichtte elk detail, en maakte van Il Tabarro, een eenakter van nog geen uur, een adembenemende ervaring.

Nu is Il Tabarro (De Mantel), zoals eigenlijk alle latere opera's van Puccini, een werk dat zo'n behandeling ten volle verdient. Het gegeven is zo oud als de weg naar Rome: een vrouw met oudere echtgenoot heeft een jonge minnaar. De echtgenoot komt erachter, wurgt zijn rivaal en verbergt het lijk onder zijn mantel; dan vraagt hij zijn vrouw net als vroeger onder zijn mantel te komen schuilen, zodat ze onverhoeds op haar dode minnaar stuit. Verhaal uit.

Wat de opera bijzonder maakt, is de fel-realistische tekening van het vrachtschippersmilieu waarin het verhaal zich afspeelt, waarmee de opera ook iets van een sociale aanklacht krijgt. De teksten zijn bondig en ongekunsteld, de muziek volgt het woord op de voet, verliest zich geen moment in uitgesponnen aria's, en is desondanks van een beeldende zeggingskracht, of het nu gaat om de verklanking van een vals straatorgeltje of van broeierige, verzwegen emoties. Ook de bijrollen zijn, dikwijls met slechts een paar rake streken, uitgewerkt tot volwaardige karakters.

Deze concertante uitvoering had bijna het karakter van een enscenering. De zangers waren niet alleen in vocaal opzicht maar ook als type voortreffelijk gecast: de zwaar gebouwde Juan Pons als de schipper Michele, sopraan Stephanie Friede als zijn vrouw Giorgetta, en de aankomende stertenor José Cura als de knappe minnaar Luigi. Onder de personages op het tweede plan viel met name mezzo Daniela Barcellona op, met haar krachtige vertolking van La Frugola. Net als in een echte theatervoorstelling maakten de dames en heren zangers hun opkomst en hun aftocht, in plaats van braaf op hun stoeltjes te zitten wachten tot het hun beurt was.

Maar het waren allereerst Cura en Friede, die zich met een zo volledige overgave in hun rol en in elkanders armen stortten, dat ze het podium van het Concertgebouw herschiepen tot een waar operatoneel.

In de televisie-uitzending was dankzij de ondertiteling en de vele close-ups, beter nog dan in de zaal, te volgen hoe zij beiden elk woord, elke nuance tot het uiterste aan wisten te scherpen. De geluidsregie gaf Friede dat beetje extra kracht in het lage register, dat in de zaal ontbrak, maar was uiteraard niet bij machte de enorme power van Cura hoorbaar te maken, die met gemak de grootste orkestrale ontladingen het, rood aangelopen, hoofd bood.

Maar zowel op het scherm als in de zaal was het duidelijk dat er voor de altijd al succesvolle Kerstmatinee een nieuwe glorieperiode is aangebroken. Want ook de komende jaren zal Chailly in de donkere dagen zijn licht laten schijnen over Puccini.


© Frits van der Waa 2006