Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 11-01-1999, Pagina 9, KUNST, recensie

Nederlands jongste dirigent Renes maakt alle beloftes waar

Werken van Debussy, Weber, Tsjaikofski en Strauss, door het Koninklijk Concertgebouworkest olv Lawrence Renes. 10 jan, Concertgebouw, Amsterdam.

Eens, nog niet zo heel erg lang geleden, stapte een violist in het Nationaal Jeugd Orkest na een repetitie op de dirigent af, omdat hij kritiek had op diens interpretatie van Tsjaikofski's Vierde Symfonie. 'Als je zulke duidelijke ideeën hebt, is het dan niets voor jou om zelf te gaan dirigeren?' was de wedervraag. Van het een kwam het ander, en die violist is nu, op 28-jarige leeftijd, Nederlands meest bekende jonge dirigent. Deze week leidde hij het Concertgebouworkest in - uitgerekend - de Vierde van Tsjaikofski.

Lawrence Renes vestigde drie jaar geleden in één klap zijn naam door de wijze waarop hij insprong voor een zieke Riccardo Chailly. Zondag maakte hij zijn rentree bij het Concertgebouworkest. Overigens dirigeerde hij twee dagen eerder al vrijwel hetzelfde programma in een besloten concert voor de gasten van sponsor ING.

Zo te zien zit het wel snor met het werven van een jong publiek: de gemiddelde leeftijd van de toehoorders bij het Entrée-concert lag minstens één, zo niet twee generaties lager dan anders. Voor degenen die de zit van bijna twee uur niet wisten vol te houden bracht cellist Ernst Reijseger in een van de foyers een speciaal kinderprogramma.

Indachtig de vierkante ogen van de jeugd, had men in de Grote Zaal twee grote videoschermen aangebracht, waarop tussen de bedrijven door korte interviewtjes met de dirigent en solist Gustavo Núñez werden vertoond. Daarin legde Renes, die aardig kan vertellen, niet alleen uit hoe hij op het dirigentenpad was geraakt, maar ook waarom hij sommige muziek mét, en andere weer zonder stok dirigeert ('Bruckner is lekker om in te kneden'). Maar nog leuker was uiteraard zijn live gebrachte explicatie-met-voorbeelden van Richard Strauss' Till Eulenspiegels lustige Streiche. En in de complete uitvoering van het werk demonstreerde hij dat hij Strauss goed in de vingers heeft. Het rapsodische gehalte van het stuk verhinderde hem niet een sterke doorgaande lijn te handhaven, waarbinnen de dramatische hoogtepunten messcherp gestalte kregen. Niettemin waren er in het voorbijgaan enkele momenten van turbulentie waarop zijn greep op het orkest even leek te verslappen.

Zo beleefde ook Webers Fagotconcert, mede dankzij Núñez' flonkerende fagotspel, een feestelijke, fraai uitgebalanceerde uitvoering, met uitzondering van enkele tutti-akkoorden in het slotdeel, waar het koper telkens een fractie van een seconde na-ijlde, zodat de klank iets hotsebotserigs kreeg.

Debussy ligt Renes kennelijk wat minder, te oordelen althans naar zijn vertolking van de Petite Suite, waarin het schortte aan esprit. Maar dat kon ook te wijten zijn aan de ietwat roezemoezige stemming in de zaal, of anders aan de orkestratie van Henri Büsser, die niet uitblinkt door raffinement.

Met het Scherzo uit Tsjaikofski's Vierde bewees Renes, evenals hij twee dagen tevoren op enerverende wijze met de hele symfonie had gedaan, dat dit werk hem zeer na aan het hart ligt. Dit was geen belofte voor de toekomst meer, maar de visie van een gerijpt interpreet.


© Frits van der Waa 2006