Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 25-01-1999, Pagina 9, KUNST, recensie

NedPhO blitzt met koeien en geiten

Strauss e.a., door het Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Haenchen. Amsterdam, Concertgebouw (23/1). Herhaling: 25/1.

Eine Alpensinfonie van Richard Strauss is programmamuziek, muziek met een verhaaltje. Strauss was daar goed in. Eerder in zijn leven al verklankte hij de lotgevallen van Tijl Uilenspiegel en Don Quichotte.

Muzikale fijnproevers van het strenge soort kijken gewoonlijk wat neer op dergelijke exercities: voor hen moet muziek zichzelf genoeg zijn, en leidt zo'n 'programma' alleen maar tot oppervlakkige muziek, die als los zand aan elkaar hangt. Componisten zijn zich altijd bewust geweest van dat bezwaar. Beethoven, die toch een Pastorale schreef, compleet met vogeltjes en onweer, heeft altijd gesteld dat het werk evengoed als 'abstracte' muziek, beluisterd kon worden. Het is de vraag of dat bij de Alpensinfonie nog mogelijk is.

Gesteld dat we een geblinddoekte luisteraar de opdracht zouden geven om het werk als 'pure' muziek te beluisteren, dan zou die waarschijnlijk tot het oordeel komen dat de componist zich heeft laten meeslepen door een overmaat aan fantasie en een gebrek aan zelfkritiek. Daarbij is Strauss' muzikale uitbeelding van een bergwandeling zo realistisch dat er zelfs voor de van-niets-wetende toehoorder geen ontkomen aan is. Behalve vogeltjes en onweer passeren hier onder andere een jachtpartij en een kudde koeien.

Het verhaal is bij de koop inbegrepen, en als je het op die manier beluistert - als cinematografisch orkestwerk - is het eigenlijk een bijzonder geslaagd stuk.

Hartmut Haenchen, de chefdirigent van het Nederlands Philharmonisch Orkest, heeft, ongetwijfeld weerhouden door soortgelijke bedenkingen, de Alpensinfonie altijd links laten liggen, tot hij een aantal jaren terug Strauss' opera Die Frau ohne Schatten dirigeerde, en daardoor het stuk opeens met nieuwe ogen ging bezien. Het resultaat, een werkelijk lumineuze uitvoering, was zaterdag te horen in het Amsterdamse Concertgebouw, en wordt jammergenoeg alleen vanavond nog herhaald (in combinatie met Blumine en de Rückert-liederen van Mahler).

Het knappe van Haenchens interpretatie is dat hij het anecdotische aspect en de edelkitsch die de Alpensinfonie onvermijdelijk aankleven, zelfs de banaliteit van sommige noten, ondergeschikt weet te maken aan het besef dat kleur en textuur de prima materia van Strauss' muziek zijn. Zo zijn er verscheidene passages die in feite niet meer zijn dan virtuoos uitgecomponeerde majeur- of mineurakkoorden, maar wat daarbinnen aan alchemistische timbres rondwolkt en - woelt is een verhaal apart.

Had Strauss iets minder makkelijk in het oor liggende samenklanken gebruikt, dan was hij 'ultra-modern' geweest. Sterker, de partituur bevat een aantal zeer gewaagde passages die men destijds, in 1915, voor volslagen onzin zou hebben uitgekreten, ware het niet dat het hier om een uitbeelding van mist gaat.

De wijze waarop Haenchen dit amalgaam van muzikale klipgeiten, glinsterende ijspegel-arpeggios's en in verheven koraalklanken gevangen vergezichten onder hoog oplopende spanningsbogen plaatste was adembenemend. Het Nederlands Philharmonisch volgde hem zonder één uitglijder in dit avontuur. En het orgel van het Concertgebouw sprak (eindelijk weer eens) een woordje mee.


© Frits van der Waa 2006