de Volkskrant van 16-02-1999, Pagina 11, KUNST, recensie
Hoofse liefdes met een handvol nootjes
Anne Azéma: Le jeu d'amour. 14 februari, Waalse Kerk, Amsterdam.
Herhaling: Nieuwersluis (16), Rotterdam (17), Westzaan (18),
Maastricht (20) en Utrecht (21/2).
Het uitvoeren van muziek uit de Middeleeuwen staat gelijk aan
beredeneerd gokken. Veelal moet de muzikant het doen met een handvol
nootjes waarvan zelfs het ritme niet altijd eenduidig is genoteerd.
Daarentegen zijn de teksten gewoonlijk compleet overgeleverd. Dat biedt
ten minste enig houvast.
Het is dan ook jammer dat de Organisatie Oude Muziek haar programma's
tegenwoordig afdrukt in een vrijwel onleesbaar lila-achtig lettertje.
Bij de reeks concerten die de Franse zangeres Anne Azéma deze week
geeft is bovendien niet voorzien in een Nederlandse vertaling van de
twaalfde- en dertiende-eeuwse trouvère-liederen en moet men zich
behelpen met een Engelse versie.
Maar Gelukkig is Azéma een zangeres die drommels goed weet wat ze
zingt, zodat de toehoorders bij het eerste concert in de Amsterdamse
Waalse Kerk toch een goede indruk kregen van het karakter van de
verschillende lais en chansons.
De bloemlezing die Azéma heeft samengebracht onder de titel Le
jeu d'amour is rijkgeschakeerd en dikwijls verrassend. Naast liederen
waarin de hoofse liefde, het vaste thema van de trouvères, bezongen
wordt prijken snaakse, bijna volkse wijsjes. Bovendien heeft Azéma
bij voorkeur teksten gekozen die vanuit het vrouwelijk perspectief
zijn geschreven (zij het waarschijnlijk niet door vrouwen).
Binnen de grenzen van wat historisch verantwoord is, laten de
zangeres en haar drie begeleiders geen middel onbeproefd om de liederen
tot leven te brengen. Het programma is geen recital, maar een doorlopend
geheel waarin zang, declamatie, en instrumentale tussenspelen elkaar
afwisselen. Het eerste gedeelte is overwegend introvert van toon, in het
tweede daarentegen overheersen uitbundige danswijsjes met een soms
moeilijk grijpbare ritmische structuur, die in de verte aan
Balkan-muziek doen denken.
Het aandeel van de instrumentalisten, Margriet Tindemans en Shira
Kammen, wier zoetvloeiende vedel- en harpklanken prachtig versmelten met
het fluitspel van Jesse Lepkoff, is minstens zo belangrijk als dat van
de zangeres. Het driestemmige Je muir van Adam de la Halle, waarin de
drie dames zich kortstondig verenigen tot een vocaal trio, is zelfs een
van de hoogtepunten van het concert.
Overigens is het juist deze begeleiding die berust op giswerk.
Niemand weet hoe deze muziek acht eeuwen geleden werd uitgevoerd. De
instrumentale 'arrangementen', en vooral de manier waarop Kammen en
Tindemans hun partijen in elkaar laten grijpen, vraag- en
antwoordspelletjes spelen en noten aan elkaar doorgeven, zijn bij wijlen
zo geraffineerd dat ze eerder doen denken aan klassieke kamermuziek. Het
is eigenlijk te mooi om waar te zijn.
Gelukkig maken Azéma en haar begeleiders daar ook geen aanspraak
op. Ze weten dat hun interpretatie niet meer is dan een van de vele
mogelijke waarheden. Maar dat hun herscheppend werk de schoonheid van
deze eeuwenoude muziek aan het licht brengt, lijdt geen twijfel.
© Frits van der Waa 2006