de Volkskrant van 22-02-1999, Pagina 10, KUNST, recensie
Satie-herdenking leidt
tot ongehoord evenement
De Satie Connection: werk van Fuhler, Hobbs, Altena, Van Keulen,
Padding, Isadora en Van Bergeijk, door het Maarten Altena Ensemble.
18 februari, Concertgebouw, Amsterdam.
Er zijn maar weinig landen waar het werk van Erik Satie (1866-1925)
zo hooggeschat wordt als in Nederland. Weliswaar werd de excentrieke
componist bij zijn leven al diep bewonderd door collega's als Debussy en
Milhaud, en is men het er inmiddels over eens dat zijn 'naakte' muziek
serieus genomen moet worden, maar toch is hij voor de rest van de wereld
altijd de zonderling gebleven die hij ongetwijfeld ook was.
In Nederland echter is de herontdekking van zijn muziek in de jaren
zestig niet zonder gevolgen gebleven. Componisten als Louis Andriessen,
Reinbert de Leeuw en Willem Breuker haalden de geest van Satie uit de
fles, en hoewel geen enkele componist een regelrechte Satie-adept
genoemd kan worden, is iets van die geest blijven rondwaren in het
Nederlandse componeren. Noem het maar de hang naar eenvoud: het besef
dat ook weinig noten, mits goed gekozen, veel kunnen uitdrukken.
Het is deze gedachte die ten grondslag ligt aan het programma De
Satie Connection dat het Maarten Altena Ensemble donderdag (helaas
voorlopig eenmalig) uitvoerde in het Concertgebouw. Altena, die zijn
contrabas aan de wilgen heeft gehangen en alleen nog als componist en
artistiek leider 'meespeelt' in zijn eigen ensemble, nodigde zes
collega's uit om 'iets te doen' met Satie, en leverde uiteraard ook een
eigen bijdrage. Het project is zonder meer geslaagd: alle zeven
composities, hoe verschillend ook, vertoonden een sprankelende
spaarzaamheid en een weldadige transparantie. Overigens kwam de bekoring
deels voor rekening van het ensemble, dat in zijn huidige, negenkoppige
samenstelling hechter opereert dan ooit, en een palet aan
klankcombinaties tot zijn beschikking heeft, waarin vooral de timbres
van blokfluit, viool, elektrische gitaar en niet te vergeten de sonore
altstem van Noa Frenkel een bepalende rol spelen.
De meest uitbundige bijdrage was Des poissons et des étoiles van
Cor Fuhler, die aan de hand van Satie-achtige parallelle akkoorden en
marsritmes, allengs een baaierd aan geluid oprakelt. Hoewel Fuhler met
deze titel een vette knipoog naar de bijna gelijknamige compositie van
Messiaen werpt, was het juist Mélange sableux van Geert van
Keulen waarin de invloed van deze andere grote Franse componist
doorklonk. De mengeling van klokachtige, metalige, akkoorden en lange
melodielijnen kwam in een vreemd licht te staan door uiterst traag van
toon naar toon glijdende vioolflageoletten.
Ook Altena's eigen bewerking van vier Satie-liederen kenmerkte zich
door wonderlijke kleuren. Ten opzichte van de extreem bondige liederen
was het grillige, instrumentale tussenspel aan de lange kant. Het minst
Satie-esk was de bijdrage van Christopher Hobbs, onmiskenbaar een
vertegenwoordiger van de Engelse minimalistische school. Ook in Alison
Isadora's Dancing on hot coals viel weinig Satie te bespeuren, maar het
werk had wel een verwante atmosfeer.
Terwijl Gilius van Bergeijk met zijn Mort de Satie een even sober als
indringend grafschrift bijdroeg, verzon Martijn Padding zijn eigen
noten bij de contrapuntlessen die Satie op 40-jarige leeftijd nam. Zijn
Manifest simple pour une écriture linéaire, een briljant
jongleerspel met kleur en toonhoogte, was het hoogtepunt van het concert
en het klinkende bewijs dat zo'n confrontatie met het verleden niet
alleen tot recycling hoeft te leiden, maar wel degelijk een opstapje kan
bieden naar iets ongehoords.
© Frits van der Waa 2006