de Volkskrant van 12-03-1999, Pagina 12, Kunst, Recensie
Markevitsj' oratorium als strijd tussen hemel en hel
Werk van Markevitsj en Prokofjev, door het Gelders Orkest en het Nederlands Concertkoor o.l.v. Christopher Lyndon-Gee. 10 Maart, Musis Sacrum, Arnhem. Radio 4: 23 maart, 20.00 uur.
Het oratorium Le Paradis Perdu van Igor Markevitsj begint heel onschuldig, met een elegische, tweestemmige melodie, die zich geruime tijd blijft ontspinnen. Maar daaronder verraadt een onrustig geklop van trommen en pauken dat de Zondeval onafwendbaar is. Allengs ontwikkelt die tweespalt zich tot een strijd tussen hemel en hel, die een vol uur in beslag neemt.
Le Paradis Perdu is de sluitsteen van een groot project waaraan Het Gelders Orkest onder leiding van de Engelse dirigent Christopher Lyndon-Gee al enkele jaren werkt: het op cd vastleggen van Markevitsj' volledige orkestwerk.
De uitvoering van woensdag, in het Arnhemse Musis Sacrum, werd live opgenomen en was zonder meer cd-waardig, al zal het de technici wel enige problemen kosten om de gretige klappers uit het laatste akkoord te verwijderen.
Markevitsj (1912-1983) is om twee redenen een opmerkelijke figuur. Al zijn werk is ontstaan voor zijn tweeëndertigste levensjaar; daarna wijdde hij zich geheel aan zijn - overigens zeer succesvolle - carrière als dirigent. Maar bovendien is dat werk van een verbazende originaliteit. Met zijn vrije dissonantbehandeling, zijn veelstemmigheid en zijn opbouw in grote, monolithische klankblokken doet het enigszins denken aan de muziek van de Nederlander Matthijs Vermeulen. Maar anders dan Vermeulen, die een geïsoleerd bestaan leidde, bevond Markevitsj zich in Parijs, het internationale kruispunt van het vooroorlogse muziekleven. Het heeft hem kennelijk niet belet een volstrekt eigen weg te gaan.
Wel is het goed hoorbaar dat hij als dirigent een scherp inzicht in de mogelijkheden van het orkest had ontwikkeld. Hoe torenhoog hij de dooreenwemelende klanken ook opstapelt, het geheel blijft transparant.
Le Paradis Perdu is gebaseerd op Miltons Paradise Lost. Veel verhaal valt er niet in te bekennen. Wel zijn er drie hoofdpersonen, Eva, het Leven en de Duivel. Laatstgenoemde werd vertolkt door Jon Garrison, die met zijn krachtige, maar niet al te aimabele tenorgeluid geknipt was voor deze rol. Sopraan Lucy Shelton en mezzo Sarah Walker vlochten hun allesbehalve simpele partijen op oorstrelende wijze door het orkestweefsel. Ook het Nederlands Concertkoor leverde, zingend, sprekend en fluisterend, een prestatie van formaat.
Hoe geavanceerd Markevitsj' idioom ook mag zijn, met zijn door harmonische ankerpunten verbonden vloed van stemmen, in ritmisch opzicht heeft het iets stroefs. Te dikwijls zijn de visionaire klanken vervat in hokjesgeestachtige vierkwartsmaten, en als de akkoorden ook nog eens om de vier tellen gaan wisselen maakt dat een nogal onnozele indruk.
Maar Lyndon-Gee, een orkestdompteur van formaat, wist zelfs deze zwakke plekken in de partituur op spanning te houden, zoals hij ook in Prokofjevs cantate Alexander Nevsky bombast en spektakel verzoende met een plooibare motoriek en uitermate precies gedoseerde klankkleuren.
© Frits van der Waa 2006