Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 14-05-1999, Pagina 29, Kunst en Cultuur, Recensie

Pinnige toon van Schoonderwoerd heeft rijke afdronk

Johann Gottfried Eckard: Sonates et Menuet pour le piano forte, door Arthur Schoonderwoerd. Zig Zag Territoires.

Met de piano is het eigenlijk net zo gegaan als met het bier. Zo'n vijfentwintig jaar terug waren er nog maar een paar grote merken over, die alleen maar pils produceerden. Alleen kenners konden nog een Grolsch van een Heineken onderscheiden. Maar dankzij de kleine brouwers werden vergeten biersoorten in ere hersteld, zodat je tegenwoordig bij de supermarkt kunt kiezen uit tientallen biertypes.

Zo zijn het de kleine, gespecialiseerde bouwers geweest die het monopolie van Steinway en Bösendorfer hebben gebroken. We weten tegenwoordig dat je, om de muziek recht te doen, voor Mozart eigenlijk een ander instrument moet gebruiken dan voor Chopin. En zelfs dan kun je nog kiezen: de fortepiano van Ronald Brautigam klinkt anders dan die van Jos van Immerseel en die weer anders dan het exemplaar van Melvyn Tan. Dat maakt hun interpretaties alleen maar persoonlijker: muzikant en instrument vormen een twee-eenheid.

Dat geldt zeker voor de pregnante uitvoeringen die Arthur Schoonderwoerd, rijzende ster aan het fortepianofront, geeft van de muziek van Johann Gottfried Eckard (1735-1809). Eckard was een tijdgenoot van Haydn, maar zijn muziek hoort nog tot de pre-klassieke, 'empfindsame' stijlperiode. Het was een tijd waarin componisten vooral streefden naar elegantie en expressiviteit. En dat streven leidde weer tot experimenteren met de muzikale vorm.

Eckard is een buitengewoon inventief componist, die regelmatig nieuwe konijnen uit de hoed tovert, maar desondanks een duidelijke doorgaande lijn handhaaft. Hij is zo'n beetje de missing link tussen Scarlatti en Mozart. Maar zijn muziek is vooral bijzonder doordat hij - in conjunctie met Schoonderwoerd - het onderste uit de kan haalt. Hij goochelt met bitse akkoorden en vlinderlicht tinkelende melodietjes en speelt de voor de fortepiano kenmerkende kleurverschillen tussen hoog en laag op een meesterlijke manier tegen elkaar uit.

Schoonderwoerd brengt de esprit van Eckards muziek op een hartveroverende wijze tot klinken. Zijn instrument heeft een markante, wat pinnige toon, waar je even aan moet wennen, maar dan ontvouwt zich een weelde aan subtiele details, gonzend zingende snaren en dynamische contrasten die op een normale concertvleugel absoluut niet te realiseren is. Een vijf-sterren-cd.

Va, Donna Ingrata, door Ensemble La Primavera. Zig Zag Territoires.

Schoonderwoerd levert ook een bijdrage als klavecinist aan de eveneens op het Franse Zig Zag-label verschenen cd van het Ensemble La Primavera. De hoofdrollen zijn echter weggelegd voor sopraan Johannette Zomer, contratenor Robert Expert, en blokfluitiste Clemence Comte.

De titel van de cd (Va, Donna Ingrata) is afkomstig van een solomadrigaal van Constantijn Huygens, waarmee het gezelschap verwijst naar zijn Nederlandse roots, maar het overgrote deel van deze bloemlezing uit de muziek van de zestiende en zeventiende eeuw is van Italiaanse en Spaanse herkomst.

Het is een met zorg gekozen collectie en de afwisseling van vocale en instrumentale stukken is onderhoudend, maar het is toch allereerst het peil van de uitvoeringen waardoor deze cd zich van soortgelijke verzamel-cd's onderscheidt.

Kyrie, Gott Vater in Ewigkeit, door Leo van Doeselaar en het Koor van de Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Jos van Veldhoven. Channel Classics.

De vele kleine lettertjes maken het een beetje ondoorzichtig, maar deze dubbel-cd, een gezamenlijk project van organist Leo van Doeselaar en het Koor van de Nederlandse Bachvereniging, is een voorbeeldig staaltje van cd-programmeren. De ruggengraat wordt gevormd door de grote koraalvoorspelen uit Bachs Clavier-Übung III, uitgevoerd op het orgel van de St. Walburgiskerk in Zutphen. Maar, uitgaand van de gedachte dat de koraalmelodieën niet meer zoals in Bachs tijd gemeengoed zijn, wordt elke koraalbewerking voorafgegaan door de a cappella gezongen oerversie van het koraal, en door een meerstemmige koorbewerking van een van Bachs voorgangers.

Door deze vernuftige combinatie van bloemlezing en Bach-compilatie komt de muziek beter tot haar recht dan ze ooit in een van beide afzonderlijk zou kunnen doen. Het werk van componisten als Schütz, Schein en Hassler voorziet Bachs imposante orgelmuziek niet alleen van historisch perspectief en welkome adempauzes, maar heeft ook eigen kwaliteiten, die in deze context ten volle tot bloei komen. De uitvoeringen en de opnamekwaliteit zijn navenant, al klinkt er in de orgelmuziek iets meer kerkruimte door dan mij lief is.


© Frits van der Waa 2006