de Volkskrant van 20-05-1999, Pagina 14, Kunst,
Lieflijke refreinen en lelijkheid bij Haagse compositiestudenten
Meifestival. 13 t/m 16 mei, Korzo Theater en het Koninklijk Conservatorium, Den Haag.
Componeren, zo leert Het Meifestival van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, komt neer op het behendig balanceren tussen doorwrochte structuren en spontaniteit. Nonchalant achter elkaar gezette noten hangen al gauw als los zand aan elkaar, een consequent ontwikkelde gedachtegang is al even gauw eentonig.
Het Meifestival, georganiseerd door de compositie-afdeling van het conservatorium, dient een tweeledig doel: het is zowel een publieke vlootschouw als een educatief project.
Docent Louis Andriessen kwam uitleggen hoe hij de muziek van John Cage en Jan Pieterszoon Sweelinck heeft verwerkt in zijn nieuwe opera Writing to Vermeer, en ook filmmaker Frank Scheffer, die zijn films structureert volgens muzikale principes, gaf een kijkje in eigen keuken. De rode draad in dit festival was namelijk 'muziektheater en filmmuziek'.
Wat bedoeld was als een presentatie van de crème de la crème draaide in de praktijk uit op een staalkaart van de diverse stadia die een kunstenaar-in-spe moet doormaken. Zo was de performance die studenten van de afdeling Beeld & Geluid vrijdagavond in Theater Korzo rond een aantal zelfgebouwde objecten opvoerden van een tenenkrommende onbenulligheid.
Vergeleken daarbij waren de twee 'dissidenten-concerten', georganiseerd door studenten die de selectie niet doorstaan hadden, van een beduidend hoger niveau. Hoewel de meeste van deze composities niet ontkwamen aan naïviteit en epigonisme was er ten minste over nagedacht.
De componisten die in het officiële programma aan bod kwamen, zijn min of meer volleerd. Ze weten hoofd- en bijzaken te scheiden, al is het resultaat dat sommigen zich te veel vastbijten in één idee. Overigens is de diversiteit enorm, wat gezien het internationale karakter van de studentenbevolking geen wonder is.
Sommige componisten vinden inspiratie in de volksmuziek, zoals de Argentijnse Maria de los Angeles Esteves in haar bijna middeleeuws-sobere zevendelige cyclus Lorca's Songs voor telkens wisselende combinaties van vrouwenstemmen en instrumenten.
Diametraal daartegenover staat het werk van de Israëliër Daniel Landau, die in zijn ANA SHAHID/i witness de klank van een Arabisch orkestje uitspint tot een elektronisch vuurwerk met parallel lopende videobeelden.
Blindness van de Colombiaanse componist Ricardo Giraldo Montes valt op door de terughoudendheid waarmee kleine gebeurtenissen tot grote climaxen worden uitgebouwd.
Breathe, een sterk stuk voor blokfluitkwartet en elektronica van de uit Canada afkomstige D. Andrew Stewart, is van een confronterende lelijkheid, wat nog wordt geaccentueerd door de lieflijke refreinen die hij erdoorheen vlecht.
Barbara Okma, een van de weinige Nederlandse componisten, levert met haar korte Toe-la-at-ba-ar (part 1) een sterk staaltje van multidisciplinair denken: pianotonen, twee mannenstemmen en een diascherm waaronder zeven paar blote mannenvoeten uitsteken, zijn de enige elementen. Hoe simpel ook, ze zijn perfect op elkaar afgestemd.
© Frits van der Waa 2006