de Volkskrant van 21-05-1999, Pagina 11, Kunst, Recensie
Koolmees is wars van alle opsmuk
Hans Koolmees Festival, met het Rembrandt Trio e.a. 19 mei, Theater Lantaren/Venster, Rotterdam.
Hans Koolmees is een Rotterdamse componist. Hij houdt van Bach en Stravinsky, maar maakt daar weinig woorden aan vuil. In het programmaboekje van het aan hem gewijde festival heeft hij het liever over schrijvers als Willem Frederik Hermans en De Sade. Daarmee is hij een typische vertegenwoordiger van wat je de Rotterdamse school zou kunnen noemen, waartoe ook Klaas de Vries, Jan van de Putte en Peter-Jan Wagemans gerekend kunnen worden. Hoe verschillend hun werk ook is, één ding hebben ze gemeen. Ze lezen. En op een of andere manier klinkt dat door in hun muziek, die vrijer en intuïtiever van opzet is dan het notensmeedwerk van hun Haagse collega's.
De 39-jarige Koolmees wordt deze week uitgebreid in het zonnetje gezet door Theater Lantaren/Venster. Vanavond, in de Paradijskerk, gaat zijn oratorium De Toren van Babel in première, een avondvullend werk voor koor, solisten en barokorkest. Morgen wordt het festival afgesloten in de Gemeentebibliotheek. Daar wordt nieuw werk van Koolmees geflankeerd door muziek van zijn leerling Joey Roukens, van zijn leraar Klaas de Vries en van diens leermeester Otto Ketting, zodat het programma de vorm heeft van een componistenstamboom.
Het openingsconcert maakte duidelijk dat Koolmees wars is van opsmuk. Zijn muziek bestaat uit tonen en komt daar rond voor uit. Ze is ritmisch geprofileerd en op een eigenwijze manier diatonisch - in één woord: Stravinskiaans.
Herhaling is een belangrijk bindmiddel. Het geeft zijn muziek een ritueel karakter, dat echter wordt ondergraven door de menigmaal luchthartige melodiek en de tegendraadse behandeling van de vorm. Werken als Monster uit 1988, en de fagotsolo Songs uit 1995 bestaan uit losse deeltjes, die als kralen aan elkaar geregen zijn. Maar ook zijn doorgecomponeerde stukken hebben duidelijk onderscheiden secties waartussen het verband niet altijd duidelijk is.
Zo is ook zijn nieuwe pianotrio Niemandsland een boeiend maar ietwat brokkelig werk, het sublieme samenspel van het Rembrandt Trio ten spijt. Na een idyllische opening en een subtiele toespeling op Chopin volgen ketsende ritmes, een denderende passage waarin zelfs de Walkürenritt opduikt, een door de musici gezongen zetting van It's a long way to Tipperary, gevolgd door tweestemmig contrapunt en een Middeleeuwse slotcadens. Het is inventief, het is knap uitgewerkt, en het klinkt goed, maar na afloop rijst toch de vraag wat het allemaal met elkaar te maken had.
© Frits van der Waa 2006