de Volkskrant van 04-06-1999, Pagina 29, Kunst en Cultuur, Recensie
IJslandse Edda van Sequentia klinkt wel flink oer
Edda: Myths From Medieval Iceland, door Sequentia. Deutsche Harmonia Mundi 05472 77381 2.
Hoe ouder muziek is, hoe minder we ervan weten. Dat betekent dat muzikanten veel vragen naar eigen inzicht moeten oplossen. Uitvoeringen van middeleeuwse muziek zijn dikwijls niet meer dan beredeneerd gokwerk: zo zou het geklonken kunnen hebben.
Sequentia, het ensemble van Benjamin Bagby en de vorig jaar overleden Barbara Thornton, voert deze kunst wel heel ver door, met zijn reconstructie van de muziek van barden en minstrelen. Klein probleem: van deze muziek is nooit iets opgeschreven. Bagby en de zijnen hebben zich derhalve uitvoerig verdiept in andere historische bronnen en bestaande orale tradities, waaruit ze alles hebben gewied wat van later datum is, en proberen zo veel mogelijk in de huid van de middeleeuwse muzikanten te kruipen: zo zetten ze zelf ook geen noot op papier.
Noem het speculatie, noem het duimzuigerij - een feit is dat deze werkwijze iets oplevert dat, hoe oud het ook klinkt, in wezen nieuwe muziek is.
De jongste cd van Sequentia, een 'reconstructie' van de IJslandse Edda-gezangen bevat maar één werkelijk authentiek element, en dat zijn de teksten. Nu staat het geschreven IJslands nog altijd heel dicht bij de taal die de Vikingen gesproken hebben, maar in de loop der eeuwen is de uitspraak ervan aanmerkelijk veranderd. Ook in dat opzicht heeft Sequentia dus een beroep op de natte vinger moeten doen.
Dat neemt niet weg dat de Edda-cd alleszins het aanhoren waard is, vooral als je het tekstboekje erbij houdt. Het klinkt allemaal flink oer, met veel eenstemmigheid, geharp en gevedel, maar is verre van eentonig. In de bezwerende Voluspa-profetieën strengelen twee loepzuivere vrouwenstemmen zich in wonderlijk welluidende dissonanten dooreen.
Bijzonder beeldend is ook de Thrymskvida, het beroemde verhaal over de reus Thrym, die in ruil voor de hamer die hij van Thor gestolen heeft met Freya wil trouwen, waarop Thor, als Freya vermomd, samen met Loki eropuit trekt om de hamer weer in handen te krijgen. Bagby reciteert de tekst met veel uitdrukkingskracht als een echte bard. Ja, zo zou het geklonken kunnen hebben.
Leal Amour: Flemish Composers At the Court of Philip II. Egidius Kwartet. Etcetera KTC 1218.
De zestiende-eeuwse Vlaamse componisten die destijds deel uitmaakten van de Capella Flamenca, de hofkapel van Filips II, schreven hun muziek netjes op, dus aan het authenticiteitsgehalte van de interpretaties van het Egidius Kwartet hoeft niet getwijfeld te worden. Hooguit kun je je afvragen of de motetten en missen indertijd met een solistische bezetting werden uitgevoerd, zoals de vier heren doen, maar dat maakt voor de klank en de luister van de muziek weinig verschil.
Het Egidius Kwartet, voortgekomen uit de gelederen van het Amsterdam Baroque Choir, legt zich toe op oude en nieuwe muziek uit de Lage Landen, en doet dat op - zeker naar Laaglandse maatstaven - hoog niveau. Niet alleen produceren de vier heren een fraai versmolten geluid, waarin toch het individuele karakter van elke stem behouden blijft, ook de keus van hun repertoire is zowel doordacht als verfrissend.
De werken op deze cd belichten een ietwat vergeten, maar daarom niet minder illuster uithoekje van de muziekgeschiedenis. Dat componisten als Philippe Rogier en Georges de la Hèle relatief onbekend zijn gebleven komt doordat een groot deel van hun oeuvre verloren is gegaan bij een brand die in 1734 de Spaanse muziekbibliotheek in de as legde. Het Egidius Kwartet laat horen dat hun werk zeker niet onderdoet voor dat van beroemdere collega's, al is het aan de behoudende kant - wat weer te maken heeft met de smaak van Filips II.
De collectie reikt van het doopmotet Dicite in magni dat Nicolas Gombert in Filips' geboortejaar 1527 schreef, tot twee delen uit de Missa Philippus Secundus Rex Hispaniae die Rogier in 1594 componeerde. Als tegenwicht tegen zo veel reverentie en rechtzinnigheid is van elke componist ook een wereldlijk chanson opgenomen.
Tomás de Torrejón y Velasco: La púrpura de la rosa. The Harp Consort o.l.v. Andrew Lawrence-King. Deutsche Harmonia Mundi 05472 77355 2.
La púrpura de la rosa - The first opera in the New World meldt het label DHM op de omslag van deze dubbel-cd en het bijbehorende boekje. De naam van Tomás de Torrejón y Velasco, de componist van deze in 1701 in Lima opgevoerde opera, staat alleen in kleine lettertjes op de achterkant, en dat is uiteraard zeer onverdiend. Weliswaar geeft de bruisende uitvoering van The Harp Consort en een batterijtje barokzangers het werk een grote meerwaarde, maar het is toch Torrejón die het allemaal verzonnen heeft.
Het kaliber van deze opera is allesbehalve provinciaal. Anders dan in de Italiaanse opera, die in 1701 al een flink eind verstrikt was geraakt in het korset van recitatieven en aria's, heerst hier nog de ongedwongenheid van de Monteverdi-opera, verrijkt met de Latijns-Amerikaanse elementen die inmiddels de Spaanse muziek binnengeslopen waren. Flinke delen van het werk zijn gebaseerd op herhaalde akkoordpatronen, maar omdat de continuo-afdeling er lustig op los improviseert en de zangers met zo veel sjeu te werk gaan, leidt dat geen moment tot verveling.
Daarbij zit ook het libretto (dat veertig jaar eerder in Madrid geschreven werd) bijzonder goed in elkaar. Het gegeven van de noodlottige liefde tussen Venus en Adonis is op een dramatische en dikwijls geestige manier uitgewerkt, met glansrollen voor de liefdesgod Amor (wiens tochten altijd weer eindigen in de grot van de Desillusie) en voor de jaloerse god Mars. Het enige nadeel is dat vrijwel alle partijen door sopranen gezongen worden, wat het een hele klus maakt ze uit elkaar te houden, temeer daar de tekst in microscopische lettertjes is afgedrukt. Daarmee is deze cd een plaag voor het oog, maar een lust voor het oor.
© Frits van der Waa 2006