Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 17-06-1999, Pagina 12, Kunst, Recensie

Schoollokaal decor voor klassieke opera

La Dafne van Marco da Gagliano door de Nieuwe Opera Academie o.l.v. Mike Fentross en Javier López Piñón. 11 juni, Koninklijk Conservatorium, Den Haag.

De opera begint met het luiden van een schoolbel, het decor is een gigantisch schoolbord, het koor is gekleed in schooluniformen, kortom: regisseur Javier López Piñón steekt niet onder stoelen of banken (want die staan er ook) dat we te maken hebben met een schoolvoorstelling. En dat is het ook. Alle zangers en musici in La Dafne studeren aan de conservatoria van Amsterdam en Den Haag, die hun opera-opleidingen hebben gebundeld tot de Nieuwe Opera Academie.

La Dafne werd gecomponeerd in 1608 door Marco da Gagliano. Het genre opera was zo nieuw dat zelfs de aanduiding 'opera' nog niet bestond. Gagliano noemde zijn werk een 'rappresentazione in musica'. Het aantrekkelijke van dergelijke vroege opera's is dat ze nog niet gebonden zijn aan starre conventies. Het voornaamste doel van de componisten was om de tekst zo helder en expressief mogelijk tot klinken te brengen. Dat lijkt een open deur, maar vierhonderd jaar geleden was die nog maar net ontsloten. In zekere zin gaat het hier dus om experimentele muziek.

Die frisheid, plus het gegeven dat deze opera maar vijf kwartier duurt, maken Gagliano's werk tot een ideaal onderwerp voor een studie-project.

Natuurlijk heeft La Dafne veel gemeen met andere opera's uit die tijd. Het gegeven is ontleend aan de Grieks/Romeinse mythologie, de muziek heeft een pastoraal karakter, en ook de traditionele, maar altijd weer verrassende echo-aria ontbreekt niet. Het verhaal gaat over de macht van de liefde: de god Apollo spot met Amor, maar wordt dan door een van diens pijlen getroffen, en vat een hopeloze liefde op voor de jageres Dafne. Als haar pogingen om te ontkomen vergeefs blijken verandert ze zich in een laurierboom, waarna Apollo treurend achterblijft.

Gagliano's oorstrelende en uitermate afwisselende muziek krijgt onder leiding van Mike Fentross een kleurrijke uitvoering, compleet met ruisende gamba's, een knerpend regaal, en bucolische blokfluitjes. Wel klinken sommige dissonanten dissonanter dan wenselijk is. De vocalisten zijn nog niet allen tot volle wasdom gekomen, maar de dragende rollen zijn adequaat bezet. Naast Machteld Vennevertloo, een energieke Amor, uitgedost als een vamp met een enorme zilverkleurige pruik, en May-Britt Forsberg, een stemmige Venus, blinkt vooral de goudgeschminkte Richard Prada uit als Apollo.

Het klasselokaal-concept van López Piñón is aanvankelijk heel effectief. Zo is het monster dat in de eerste scène door Apollo verslagen moet worden veranderd in een vandaal die alle meubels omgooit en het schoolbord bekladt met de woorden KILL en HATE. Maar naarmate de opera vordert raakt het verband tussen aankleding en verhaal enigszins zoek, waardoor de voorstelling meer en meer de aanblik biedt van een nogal wonderlijk gekostumeerde Oudheid. Misschien is dat bewust gedaan; de opera gaat immers ook over een metamorfose. Het listige schoolbord-decor van Jan Boiten, dat langzamerhand uiteenschuift tot een woud van boomstammen, wijst wel in die richting.


© Frits van der Waa 2006