de Volkskrant van 06-07-1999, Pagina 11, Kunst, Recensie
Meester in verzoenen van detail en grote lijn
Schubert en Bruckner, door het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen o.l.v. Philippe Herreweghe. 4 juli, Concertgebouw, Amsterdam.
Terwijl de vaste bespelers van het Concertgebouw het publiek in het Vondelpark trakteerden op muziek uit Star Wars was de Grote Zaal bezet door het eerste van de ruim twintig buitenlandse orkesten die de komende maanden te gast zijn in de Robeco Zomerconcerten. Het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen bleek goed voor een vrijwel afgeladen zaal, wat ongetwijfeld mede te danken was aan de faam die Philippe Herreweghe, sinds vorig jaar chefdirigent van het Antwerpse orkest, hier geniet.
Hoewel het programma niet één compleet werk bevatte, loste Herreweghe alle verwachtingen in met zijn majesteitelijke vertolkingen van Schubert en Bruckner. Vooral Schuberts Achtste Symfonie, de 'Onvoltooide', kreeg onder zijn stokloze directie een uitvoering waarin een gepolijste orkestklank gepaard ging met grote dynamische verfijning en een terughoudendheid die de dramatische contrasten in het eerste deel des te sterker deed uitkomen. Het Orkest van Vlaanderen is minder goed dan zijn dirigent, zo bleek in de Negende Symfonie van Bruckner, waarin vooral het koper meer dan eens wat knerperige geluiden lieten horen. Dit in tegenstelling tot het strijkerscorps dat beschikt over een geacheveerd klankpalet vol romige tinten. De contrabassen zijn zelfs ongewoon eendrachtig en helder.
Bruckner heeft het slotdeel van zijn Negende niet afgekregen, maar het torso neemt niettemin een vol uur in beslag. Andermaal toonde Herreweghe zich een meester in het verzoenen van detail en grote lijn. In de lyrische passages bracht hij het orkest tot zingen, en liet glinsterende timbres opbloeien op een ondergrond met een donker patina.
Het mechaniek van het Scherzo klopte met een onverflauwde energie, en ook de reusachtige, zinderende klankblokken van het Adagio stonden als een huis. Dat dit laatste deel niet de dwingende kracht had van de twee voorgaande lag eerder aan de breedsprakigheid van de componist dan aan de dirigent, wiens lezing, met een duur van minder dan vijfentwintig minuten, zelfs aan de bondige kant was.
© Frits van der Waa 2006