de Volkskrant van 6 september 1999, Kunst, recensie
Hit van Bach besluit reis
langs vergeten muziek
Holland Festival Oude Muziek
Utrecht.
'Het is nog steeds pionierswerk', vindt zink-speler Bruce Dickey. 'Hier in Utrecht weet het publiek wel wat een zink is, maar op veel andere podia kijkt men er van op als je met zo'n instrument aankomt.' Voor wie het nog niet wist: een zink, ook wel cornetto genaamd, is een dunne kromme houten toeter met vingergaten, die echter als een trompet wordt aangeblazen. De klank is mild en soepel.
Het is waar: het Festival Oude Muziek, dat dit jaar voor de achttiende keer gehouden wordt, mag dan een ingeburgerd verschijnsel zijn, maar daarbuiten neemt de oude muziek nog altijd een marginale positie in. Het verklaart de enorme honger waarmee de festivalbezoekers, gewapend met een dik programmaboek en ritsen toegangskaartjes, van het ene concert naar het volgende tijgen.
Het is ieder jaar weer een ontdekkingsreis. Want al besluit het evenement met een tophit als Bachs Hohe Messe, in Utrecht is Oude Muziek vooral Vergeten Muziek. Wie wist er bijvoorbeeld dat Jan Pieterszoon Sweelinck naast zijn klavierwerken en psalmzettingen ook nog van die prachtige madrigaaltjes heeft geschreven? De meeste daarvan zijn slechts twee- of driestemmig, maar minder is in dit geval meer, zo bewijst het Gesualdo Consort Amsterdam met zijn verfijnde en expressieve vertolking van dit ten onrechte veronachtzaamd vaderlands repertoire.
Toch klinkt er ook muziek waarvan je je kunt afvragen of ze het verdient aan het vergeetboek ontrukt te worden. De componisten van voor 1800 schreven nu eenmaal niet voor de eeuwigheid. Een programma met orkestouvertures van Telemann en drie tijdgenoten bewijst alleen maar dat deze muziek inwisselbaar is, temeer daar de musici van Musica Antiqua Köln alle vier stukken over dezelfde grove kam scheren.
Maar gebruiksmuziek kan ook boeiend zijn, mits ze op hoog niveau wordt uitgevoerd. Zo geeft het ensemble l'Entretien des Muses een fraaie demonstratie van de wisselwerking tussen kunst- en volksmuziek, met een sterrol voor musette-speler Jean-Pierre van Hees. Een musette, volgens Van Hees een 'zeer veilig instrument, want voorzien van airbag', is een kleine doedelzak met een bescheiden zangerig geluid. In de eerste helft van de achttiende eeuw was het onder Franse componisten een geliefd instrument.
Frankrijk wordt in deze jaargang van het Festival flink in het zonnetje gezet. Het ensemble Gilles Binchois en het Nederlandse Damestrio Trigon gaan terug naar de dertiende en veertiende eeuw, toen het land de bakermat van de meerstemmige muziek was. Bij Il Seminario Musicale en La Simphonie du Marais klinkt de pracht en praal (en de soms wat oppervlakkige schittering) van het hof van Lodewijk XIV. De teksten waarin de lof van de Zonnekoning gezongen wordt zijn van een hemeltergende pluimstrijkerij, maar de muziek mag er zijn.
Vooral het mini-operaatje Le Diane de Fontainebleau van Henry Desmarest is weer zo'n onverwachte tractatie. Desmarest heeft het lef om de in de barokmuziek zo alomtegenwoordige basso continuo herhaaldelijk het zwijgen op te leggen en de muziek terug te brengen tot een spel van drie dunne, verstrengelde lijnen. Net als bij Sweelinck toont zich hier in de beperking de meester. Weliswaar wordt het stuk aan het eind erg wijdlopig, maar aangezien hier de Slaap het leidende personage is heeft dat een duidelijke reden.
Onbedoeld slaapverwekkend daarentegen is Le Jardin des Delices, een theatervoorstelling van La Péniche Opera samen met het Taiwanese ensemble Han Tang Yenfu. Deze op zichzelf stoutmoedige poging om muziek en dans uit de Franse Renaissance- en barokperiode te combineren met Oude Muziek uit China bevat enige geslaagde momenten, maar de afstand tussen Oost en West blijkt nagenoeg onoverbrugbaar. Het verhaaltje over een meisje dat droomt van het verre China is zo flinterdun dat de voorstelling blijft steken in charmant en fraai gekostumeerd getrippel en gekwek.
Hoewel deze pastiche in genen dele een reconstructie is ademt ze wel de geest die Pierre Audi in de Nationale Oude Muziek Lezing aan de kaak stelt. De artistiek directeur van De Nederlandse Opera zingt de lof van Monteverdi's opera's ('de grootste ontdekking van mijn leven'), maar zijn zoektocht naar theatrale waarheid leidt onmiskenbaar in een andere richting: 'Who cares what opera looked like long ago? ' zegt hij. En dan, provocerend: 'Or even sounded like?'
© Frits van der Waa 2006