Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 05-10-1999, Pagina 11, Kunst, Recensie

Enorme knoeiboel met mooie stiltes

Reis naar de Maan, muziektheater naar Federico García Lorca. Regie: Noël Fischer. Muziek: Calliope Tsoupaki. 2 oktober, Stedelijk Museum, Amsterdam. Herhaling: Nijmegen (6), Den Haag (7), Den Bosch (10) en Utrecht (17 oktober).

'Verwacht geen zin, betekenis of logica', zegt een van de beide spelers in Reis naar de Maan aan het begin van de voorstelling. Op de achtergrond trekken enkele gesamplede beelden uit de film 2001: A Space Odyssey voorbij. Een hommage van videokunstenaar Ekkehard van Roosendaal aan Stanley Kubrick, zullen we maar zeggen.

Reis naar de Maan is een multidisciplinaire voorstelling. Het toneelbeeld is een installatie van Marianne Burgers, een raamwerk van stalen buizen, behangen met dierenvellen, benevens een kapstok met een grote witte ballon. Achter de huiden zitten drie strijkers, een hoboïste en een gitarist. De twee protagonisten, Anthony Heidweiler en Gerindo Kamid Kartadinata, zijn ook behoorlijk multidisciplinair: pas op den duur blijkt dat de een vooral een zanger is, en de ander vooral een acteur.

Reis naar de Maan, 'een bizarre reis door het onderbewustzijn', is een coproductie van Het Huis van Bourgondië, een werkplaats voor jonge theatermakers, en de Stichting Intro, het Maastrichtse podium voor nieuwe muziek. De voorstelling beleefde al in mei zijn première, maar maakt nu een landelijk toerneetje.

Regisseur en librettist Noël Fischer ontleende de stof voor zijn maanreis aan een onbekend filmmanuscript van Federico García Lorca. Hoeveel er van Lorca over is gebleven wordt niet echt duidelijk. De gezongen teksten zijn in elk geval in het Spaans, en de ene hoofdpersoon heet Federico. Deze Federico (Heidweiler) is een tamelijk willoze speelbal in handen van het Levenslot, vertegenwoordigd door Cheiron, de veerman die de overledenen naar de onderwereld voert.

'Ik ben zijn gids, zijn vader, zijn minnaar en zijn dood', verkondigt Kartadinata in zijn openingsrede - en daarmee is het vervolg helaas nauwelijks een verrassing meer. De twee heren volvoeren een pas de deux, doen het een en ander met kaarsjes, waarna Federico zich door Cheiron laat beschilderen, die zich vervolgens verkleedt als een juffrouw die op onverkwikkelijke wijze met bier giet en onder de beestenvellen genomen wordt. Tegen de tijd dat Cheiron ook nog een donskussen heeft leeggeschud is het een behoorlijke knoeiboel op het podium en zijn er vijf kwartier verstreken.

De voorstelling is ontegenzeggelijk te lang, of te langzaam. Dat grote delen toch nog overeind blijven, is te danken aan de grote inzet van de spelers en de musici, maar vooral aan de wisselwerking tussen de theatrale en de muzikale component. De muziek van Calliope Tsoupaki is bij vlagen ook wat ver uitgesponnen, maar in al haar karigheid bijzonder effectief. De melodieën zijn tonaal, en doen eerder denken aan middeleeuwse muziek of volksmuziek.

Tsoupaki verleent haar als fijne pennenstreekjes neergezette noten kleur en rijkdom door subtiele verglijdingen tussen tonen en timbres. Menigmaal is de muziek letterlijk één-tonig. Minder is in dit geval meer: de componiste weet die ene toon op talloze manieren te belichten. Ook de feilloos geplaatste stiltes horen tot de mooiste momenten van de voorstelling.


© Frits van der Waa 2006