Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 09-10-1999, Pagina 9, Kunst, Recensie/Recensie

Haitink vindt Bartóks drama

Debussy en Bartók, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. 7 oktober, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 24 oktober, 14.00 uur.

In het allesbehalve plichtmatige applaus bij de opkomst van de dirigent klonk de verwachtingsvolle spanning door die alleen de verschijning van een superster kan oproepen. Bernard Haitink staat weer voor het Koninklijk Concertgebouworkest, dat op een of andere manier altijd 'zijn' orkest zal blijven.

Zo leidt Haitink het orkest volgende week in het Vierde Pianoconcert van Beethoven en de Vierde Symfonie van Bruckner. De beide uitvoeringen van het wat minder orthodoxe programma dat hij deze week dirigeerde zijn helaas al weer achter de rug. Muziekliefhebbers in het oosten des lands kunnen nog overwegen de tocht naar Wuppertal te ondernemen, waar het vanavond nog eenmaal wordt herhaald.

Debussy is nou niet de eerste componist waar je Haitink mee associeert. Niettemin vertoonden zijn uitvoeringen van Six épigraphes antiques en Jeux de luciditeit en de distinctie die voorbehouden is aan de meester-muzikant. Meer nog dan bij Jeux, waarin hij de zwaartekrachtloze, voortdurend veranderende orkestweefsels tot een vloeiende getijdenbeweging boetseerde, toonde Haitink in de Épigraphes een scherp gevoel voor timbre. De bewerking die Rudolf Escher in 1977 van deze uit 1914 stammende pianosuite maakte is al een juweel van verfijning, maar onder Haitinks handen kregen de zes invocaties een iriserende kleurenpracht.

Ook in Bartóks Concert voor orkest legde Haitink een grote aandacht voor versmolten klanken aan de dag. Dirigenten van moderner garnituur zijn veelal geneigd de dissonanten in dit werk markant tegenover elkaar te zetten; Haitink daarentegen doseerde ze dusdanig dat ze eerder het karakter van een aura kregen. Zo deden de woelende strijkersklanken in het laatste deel bijna denken aan het zingen van een ketel water, op weg naar het kookpunt.

Maar bovenal haalde Haitink het drama in Bartóks muziek boven water. De heftige strijkersuitbarstingen in het eerste deel hadden een lading die een zeker gemis aan scherpte ruimschoots compenseerde. In de overige vier delen waren detail en grote lijn wonderwel met elkaar in evenwicht, waarbij in het derde deel, de Elegia bij vlagen een Mahleriaanse tragiek doorschemerde.

Dit alles bereikte een hoogtepunt in het slotdeel, waarin Haitink de vele heterogene elementen samendwong tot één doorgaande, dwingende ontwikkeling. En die bleef tot op de laatste seconde meeslepend.


© Frits van der Waa 2006