de Volkskrant van 14-12-1999, Pagina 8, Kunst,
Goddelijke muziek is ook heel gewoon
Allard Pierson Museum viert 65-jarig bestaan met muziek uit de oudheid
AMSTERDAM
De sirenen lokten zeelieden de dood in met hun gezang, en Orpheus bedwong de hellehond Cerberus met zijn lierspel. In een tijd dat je nog niet op iedere straathoek werd doodgegooid met discodreun is het niet verwonderlijk dat aan muziek een magische uitwerking werd toegeschreven. Tegelijkertijd was muziek ook in de Oudheid doodgewoon. 'Muziek' komt van 'muze', maar van de negen muzen was er niet een die zich speciaal toelegde op muziek. Muziek hoorde er bij.
Verscholen achter een statige gevel aan de Oude Turfmarkt, tegenover het Rokin, ligt het oudheidkundig museum van de Amsterdamse universiteit, het Allard Pierson Museum. Het museum (dat woord komt trouwens ook van 'muze') viert dit jaar zijn 65-jarig bestaan met een tentoonstelling over muziek in de Griekse en Romeinse Oudheid: Mythen, mensen en muziek. In maart volgend jaar verhuist de expositie naar Museum Het Valkhof in Nijmegen. Er is in Nederland nooit eerder een tentoonstelling over dit onderwerp te zien geweest.
Over de muziek van de Antieken is van alles bekend. Pythagoras ontdekte dat muzikale intervallen gebaseerd zijn op simpele getalsverhoudingen. Plato was tegen het gebruik van bepaalde toonsoorten die hij een onzedelijke werking toedichtte.
Wat we alleen niet weten is hoe die muziek nou precies geklonken heeft. De Grieken hadden weliswaar een soort van notenschrift, maar er is maar één complete melodie overgeleverd: het zogenaamde Seikiloslied, dat is uitgehouwen in een zuiltje uit de eerste eeuw na Christus. Het ontbreekt uiteraard niet op de expositie.
Toch zijn er ensembles die zich tot taak stellen de muziek der Antieken tot leven te wekken, getuige een bij deze gelegenheid uitgebrachte cd van het ensemble Aeide Mousa ('Zing, Muze'), dat op 23 januari een concert geeft.
Wát de Grieken speelden mag vergleden zijn in het verleden, de instrumenten waarop ze speelden zijn dat niet. Die worden op deze expositie niet alleen zicht-, maar ook hoor- en tastbaar gemaakt. Elk instrument, van kythara tot krotala, van aulos tot xylofoon, heeft een eigen vitrine met afbeeldingen, sculpturen, originele dan wel gereconstrueerde instrumenten, alsmede een koptelefoon met een klinkende illustratie. Er is zelfs een replica van een waterorgeltje uit het jaar 228, waarvan de brokstukken ooit onder een brandweerkazerne in Boedapest zijn aangetroffen.
De belangrijkste Griekse instrumenten waren van goddelijke herkomst. De godin Athene was bijvoorbeeld de uitvindster van de aulos (de dubbelhobo), maar toen ze zag hoe lelijk het blazen met bolle wangen haar maakte, vervloekte ze het instrument en wierp het weg, waarna het gevonden werd door de sater Marsyas, die vervolgens de god Apollo uitdaagde voor een muziekwedstrijd en als straf voor zijn overmoed levend gevild werd. Op een reliëf dat de tweekamp uitbeeldt staat de man met het mes al klaar.
Niet alleen dit soort verhalen, maar ook het praktische gebruik van de instrumenten wordt op deze expositie aanschouwelijk gemaakt. De lier van Apollo was het kunst-instrument bij uitstek, de krotala (kleppers) hoorden bij de Bacchusdienst, en de Romeinse cornu diende de Romeinse soldaten tot signaalinstrument.
Zo verschaffen de ruim 120 voorwerpen op deze expositie - van een priegelig glazen bolletje met een bijna microscopische afbeelding van een sistrum, tot een vloermozaïek van bijna vijf vierkante meter - niet eens zozeer inzicht in de muziek van Romeinen en Grieken, maar veeleer in de Antieke cultuur zelf. Juist omdat muziek daar zowel goddelijk als gewoon was.
Mythen, mensen en muziek: een expositie over muziek in de oudheid, van 10 december t/m 12 maart in het Allard Pierson Museum, Amsterdam, en van 1 april t/m 18 juni in Museum het Valkhof, Nijmegen.
© Frits van der Waa 2006