Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 07-03-2000, Pagina 11, Kunst, Recensie

Dario Fo laat hemd en hansop passeren

L'Italiana in Algeri, door de Nederlandse Opera en het Nederlands Kamerorkest o.l.v. Dario Fo en Julian Reynolds. 4 maart, Muziektheater, Amsterdam. Herhaling: 7, 9, 12, 14, 16, 19, 21, 23 en 25 maart.

Lakens, lapjes, linten, strikjes, wimpels, vlaggen: geef regisseur Dario Fo een opera in handen en hij windt er doekjes om, op zijn eigen onnavolgbare manier. Zijn enscenering van Rossini's L'Italiana in Algeri, na vijf jaar opnieuw te zien bij de Nederlandse Opera, begint en eindigt letterlijk met een zee van textiel, en in de tussentijd passeert een keur aan hemden en hansoppen.

Wieltjes, daar heeft Fo ook wat mee. Alles in deze voorstelling loopt op rolletjes, wellicht als visuele pendant van Rossini's muziek, die op haar hoogtepunten in een maalstroom-achtige kringloop belandt.

Toch duurt het een poos, bijna tot aan de pauze, voor de voorstelling echt leuk wordt in plaats van alleen maar grappig. Dat komt doordat tekstdichter Angelo Anelli er erg lang over doet om zijn zeven personages in stelling te brengen voor de nonsensicale tweede akte, waarin Mustafà, de Bey van Algiers, in het ootje wordt genomen door zijn echtgenote Elvira, de door hem begeerde Isabella en haar geliefde Lindoro.

Fo maskeert de sloomheid van die eerste akte met hele stoeten als champignon verklede muzelmannen en als zebra, kameel en struisvogel uitgedoste mimespelers, maar al dat beweeg zit de muziek in de weg en vice versa. In de tweede bedrijf komt de komische kracht op het conto van de karakters, en daar vallen alle grappen en stunts die Fo van stal haalt opeens samen met zowel de muziek als de handeling.

Behalve Peter Rose, die met warme, doch iets te weinig potsierlijke bariton gestalte geeft aan de domme Mustafà, is de cast geheel nieuw, en beter dan ik me van vijf jaar terug herinner. Monica Bacelli, een mezzo met draagvermogen in de diepte, maakt furore als de kordate Isabella, gesecondeerd door de Colombiaanse tenor Juan José Lopera, die niet alleen een ranke, heldere stem heeft, maar zich bovendien weet te bewegen. Roberto de Cándia is beurtelings tragisch en lachwekkend als het pispaaltje Taddeo, dat voortdurend belaagd wordt door spietslustige eunuchen.

Het originele idee om de recitatieven te laten begeleiden door een fortepiano in plaats van een klavecimbel krijgt extra cachet doordat Bauke van der Meer zich tussen de bedrijven door vermeit in onderonsjes met de barbier van Sevilla en de componist van die andere Figaro. En het Nederlands Kamerorkest geeft onder aanvoering van Julian Reynolds met kracht maar ook met liefde vorm aan Rossini's partituur, waarin de middelmatige momenten ruimschoots worden overtroffen door geniale hoogstandjes, waaronder de best getoonzette niezen uit de geschiedenis van de opera.


© Frits van der Waa 2006