Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 28-04-2000, Pagina 12, Kunst, Recensie

Carter weet steeds te verrassen

Werk van Carter en Knussen door het Asko/Schönberg Ensemble o.l.v. Oliver Knussen. 26 april, Concertgebouw, Amsterdam.

What Next? heet de eerste opera van Elliott Carter, die hij vorig jaar componeerde. Gezien Carters hoge leeftijd (91) en het indrukwekkende oeuvre dat hij bij elkaar heeft gecomponeerd lijkt die titel een autobiografische component te bevatten. Een feit is dat Carter zijn gehoor keer op keer weet te verrassen.

Zo is het Asko Concerto, dat woensdag zijn wereldpremière beleefde onder handen van het gelijknamige ensemble, voor Carters doen een opmerkelijk licht en helder stuk. Carters muziek is bij uitstek polyfoon (letterlijk: veelstemmig), maar anders dan in veel van zijn oudere werk, waar de veelheid van sterk gedifferentieerde, onafhankelijke stemmen nogal eens nivelleert tot een Babylonisch geroezemoes, is dit Asko Concerto een transparant en overzichtelijk werk.

Carter heeft zijn bezetting van zestien instrumenten opgedeeld in zes sub-ensembles, variërend in aantal, die stuk voor stuk hun zegje mogen doen. De zes delen worden gescheiden door blokachtige akkoorden, waaraan het hele ensemble deelneemt. Het is bijna een muzikale talkshow: elk kringgesprek heeft zijn eigen toon en kleur, maar er wordt wel steeds dezelfde taal gesproken, dankzij de uitermate fantasierijke, maar toch herkenbare manier waarop Carter de grillige lijnen tot een sluitend stemmenweefsel vlecht.

Het Asko Ensemble, dat zich al jaren inzet voor deze nestor van de hedendaagse muziek, deed het werk tot twee maal toe alle eer aan, want dirigent Oliver Knussen besloot, zoals hij gewoonlijk doet bij premières, dat het publiek de kersverse noten best nog een keer mocht horen. Deze op zichzelf sympathieke geste maakte wel dat het daarna uitgevoerde Penthode het effect had van een overdosis Carter, temeer daar dit stuk enigszins gebukt gaat onder het al genoemde geroezemoes.

Na de pauze schoof het Schönberg Ensemble aan bij het Asko voor een concertante uitvoering van Knussens eigen operaatje Where The Wild Things Are. Dit werk uit 1980 is gebaseerd op een prentenboek van Maurice Sendak dat vertaald is als Max en de Maximonsters. De Nederlandse opvoering van 1986 was een belevenis, maar ook toen al was duidelijk dat Sendaks beeldschone enscenering Knussens muziek in kracht overtrof.

Het probleem is niet alleen dat Knussen een kinderverhaal opluistert met grotemensenmuziek, maar ook dat hij het er veel te dik oplegt. De muziek is opgewonden zonder opwindend te zijn, en over-georkestreerd. Gehoord vanuit een orkestbak valt dat niet zo op, maar in de perfecte akoestiek van het Concertgebouw was het dichtslibben van het orkestgeweld pijnlijk goed hoorbaar. Dat sopraan Lisa Saffer zich temidden van de vele decibels staande wist te houden was bewonderenswaardig.


© Frits van der Waa 2006