Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 26-06-2000, Pagina 11, Kunst, Recensie

Klanken aftasten in de Vondelkerk

Kwartet Heiliger Dankgesang van Dick Raaijmakers, door Champ d'Action. 24 juni, Vondelkerk, Amsterdam.

Schuchter klinkt een toon op, verkleurt, verandert, verdwijnt weer in de stilte. Soms zijn het er twee, een enkele keer drie of vier. Sommige blijven bleek en spichtig, andere bloeien onverwacht op in boventonen. Gemiddeld zitten er twintig, dertig man in de Vondelkerk te luisteren. Ook Holland Festival-directeur Ivo van Hove neemt enige tijd deel aan de séance. Hij moet van tevoren geweten hebben dat hij met het programmeren van Dick Raaijmakers' Kwartet Heiliger Dankgesang geen kaskraker in huis zou halen. Daarvoor is Raaijmakers' werk te extreem, te esoterisch en zijn visualisatie te hermetisch.

Wat niet wegneemt dat het Belgische ensemble Champ d'Action met zijn uitvoering van dit acht uur durende strijkkwartet een daad stelt. Zoals gewoonlijk opereert de binnenkort 70-jarige Raaijmakers in het randgebied tussen kunst, techniek en geluid, en zoals gewoonlijk diept hij één aspect tot op de bodem uit. In dit geval gaat het om de kern van het musiceren: de combinatie van spelen en luisteren.

Zonder uitleg is het een raadselachtig evenement. In feite gaat het om een soort van laboratoriumopstelling. Vier strijkers zitten midden in de kerk om een groot mengpaneel. Achter elk van hen staat een luidspreker. Middels draden aan snaren en strijkstokken zijn de spelers aan elkaar verbonden: elke muzikant kan het geluid van zijn collega's opvangen door zijn (met staaldraad bespannen) strijkstok op de corresponderende snaar te zetten.

Maar als hij diezelfde snaar aanstrijkt ontstaan er wonderlijke interferenties. Dit in tegenstelling tot de oer-versie van het stuk, Kwartet uit 1971, waar die combinatie tot vonkend gekraak leidde.

De grondstof voor Raaijmakers' compositie bestaat uit de noten van het derde deel van Beethovens strijkkwartet opus 132, getiteld Heiliger Dankgesang eines Genesenden an die Gottheit, in der lydischen Tonart - vandaar de titel die Raaijmakers zijn verbeterde strijkkwartet meegaf. Maar Beethoven zou zijn stuk er niet meer in herkennen, zo ver heeft Raaijmakers de noten uitgerekt en uit elkaar geschoven. Daardoor ontstaan soms heel wonderlijke, wringende akkoorden. En toch zit er aan het geheel een Beethoven-smaakje. Het is een soort sub-muziek: extreem zacht, extreem dun, en extreem langzaam. Gezien de bovenmenselijke lengte van het werk mag het publiek stilletjes de kerk in- en uitlopen.

De entourage is perfect: het door de glas-in-loodramen naar binnen vallende licht, getemperd door langstrekkende wolken, verkleurt op dezelfde manier als de strijkerstimbres. De ijle, zachte klanken maken het oor gevoelig voor omgevingsgeluiden. Verbazend hoe veel vliegtuigen, politiehelikopters, brommers en andere lawaaimakers er nog passeren. Tegen voetbaltijd bereikt het rumoer een storend hoogtepunt. Het heilig dankgezang gaat onverdroten door, armoedig, maar intens. De spelers tasten elkaars klanken af, proeven het geluid, voegen hun eigen tonen toe, alles in opperste concentratie.

Dan valt de schemer en komt er geleidelijk aan een cocon van stilte om de Vondelkerk te liggen. De ruimte lijkt te slinken, en tegelijkertijd vallen er grotere gaten tussen de haperende tonen. Tot de stilte compleet is, heel even, en dan wreed wordt verbrijzeld door het applaus.


© Frits van der Waa 2006