Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 12-09-2000, Pagina 11, Kunst, Recensie

Reuzeherrie die nog blijft nagonzen

Werk van Gabrieli, Stravinsky, Gallus, Di Lasso, Gesualdo, De Wert, Desprez en Carter, door het Radio Kamerorkest o.l.v. Peter Eötvös en The Tallis Scholars o.l.v. Peter Phillips. 9 september, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 13/9, 20.02 uur.

'Hee, er loopt niemand weg', constateerde Jan Zekveld bij de tweede helft van het door hem geprogrammeerde Matinee-concert. Het was inderdaad een gewaagde combinatie: een uurtje Renaissance-motetten, gevolgd door een kameropera van puur eigentijdse snit, met Stravinsky's Monumentum pro Gesualdo di Venosa als verbindende schakel. Dit alles onder het label 'Avant-garde en vernieuwing, toen en nu'.

Maar in feite hadden de beide onderdelen zo weinig met elkaar te maken dat je eerder kon spreken van twee concerten voor de prijs van één. Het werkte overigens wonderwel: waar in een traditioneel programma het eerste gedeelte nogal eens door een imposante finale uit het geheugen gedrukt wordt, bleef de renaissance-polyfonie ook na drie kwartier Elliott Carter nog nagonzen in het trommelvlies. Er was bovendien veel publiek, dat inderdaad nog bleef ook.

De Matinee gaat een dergelijke formule dit seizoen nog een paar keer toepassen. Zo treden op 24 oktober het Huelgas Ensemble en het Nieuw Ensemble aan met respectievelijk Dufay en Boulez. Het is een spannende, maar ietwat luxueuze wijze van programmeren, omdat er twee ensembles moeten worden ingehuurd.

Overigens wisten het Radio Kamerorkest en zijn in hedendaags repertoire gespecialiseerde dirigent Peter Eötvös voortreffelijk raad met de meer dan vierhonderd jaar oude Sonata pian é forte van Giovanni Gabrieli. De intonatie was vrijwel loepzuiver en de strijkers kwamen dicht in de buurt van de gamba-sound. Als het op dit niveau gebeurt zou je wensen dat er vaker oude muziek gespeeld zou worden door de orkesten. Want Gabrieli is een geweldige componist, maar waar hoor je zijn muziek, anders dan in het Festival Oude Muziek?

De Tallis Scholars gingen aan de hand van componisten als Jacobus Gallus en Giaches de Wert langzaam terug in de zestiende eeuw, zodat de gewaagde harmonieën van het toenmalige fin de siècle ten slotte plaats maakten voor de serene samenzang van Josquin Desprez' Miserere. Zoals gewoonlijk leverde het Engelse gezelschap prima verzorgde uitvoeringen, die - ook dat is vaste prik - een tikje aan de brave kant waren.

Dat kon van Elliott Carters operaatje What Next? niet gezegd worden: het stuk begint met een reuze-herrie en een spectaculaire mokerslag. De in 1908 geboren Carter schreef zijn eerste opera op negentigjarige leeftijd. Het is een vreemd verhaal over zes personages, die een of ander ongeluk overleefd hebben, maar wel een vorm van collectief geheugenverlies hebben opgelopen, want niemand weet meer wat of hoe. De opera eindigt met de verschijning van een aantal wegwerkers (wat weer met veel lawaai gepaard gaat) die het zestal van het podium werken.

Op Sarah Leonard na, die een beetje hezig klonk, leverden de solisten eminente prestaties, waarbij vooral de robuuste alt van Hilary Summers eruit sprong. Het libretto van Paul Griffiths bevat geestige woordspelingen en bespiegelingen over het luisteren zelf. Samen met de kameleontische, moeilijk grijpbare, maar voortdurend nauwsluitende muziek van Carter is dat precies genoeg om deze verhaallijn van vraagtekens drie kwartier lang boeiend te houden.


© Frits van der Waa 2006