de Volkskrant van 25-09-2000, Pagina 9, Kunst, Recensie
Grote erupties en zwoegerige halleluja's
Das Buch mit sieben Siegeln, van Franz Schmidt, door het Radio Filharmonisch Orkest, het Groot Omroepkoor en solisten o.l.v. Alexander Liebreich. 23 september, De Doelen, Rotterdam. Radio 4: 12/10, 20.00 uur.
Dat de wederopstanding der doden met veel leven gepaard gaat, ligt voor de hand. Niettemin had de portie decibels dat het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor zaterdag de grote Doelenzaal instuurden bij wijlen iets van een akoestisch bommentapijt.
Dat lag niet aan de uitvoerenden, en evenmin aan dirigent Alexander Liebreich, die zijn heerscharen met opmerkelijke onverschrokkenheid door het avondvullende oratorium Das Buch mit sieben Siegeln leidde. Het geweld zat hem toch in de noten van Franz Schmidt (1874-1939), en uiteraard in de aardbeving, de bazuinen en de donderslagen die zo treffend zijn beschreven in de door hem verklankte Openbaring van Johannes.
Het was het eerste in een reeks van zes door de AVRO en de Doelen georganiseerde RFO-concerten met het thema 'Oorlog en Vrede'. De reeks omvat voornamelijk werken die onder de schaduw van de WOII zijn geschreven. Naast de Zevende, Achtste en Negende Symfonie van Dmitri Sjostakovitsj klinken er werken van onder andere Britten, Bartok, Janacek, Strauss en Honegger.
Franz Schmidt was in het vooroorlogse Wenen een vooraanstaand componist, maar is na zijn dood alras vergeten. Vreemd genoeg staat Das Buch mit sieben Siegeln de laatste tijd weer zeer in de belangstelling. Zo werd het vorige maand ook al uitgevoerd in de Londense Promconcerten, en ook Nikolaus Harnoncourt schijnt er wat mee van plan te zijn.
Het werk stamt uit de jaren 1935-37, maar maakt gebruik van een overrijpe laatromantische toontaal, in combinatie met afgeronde 'nummers', zoals in een barokoratorium. Schmidt was ontegenzeggelijk een kundig componist. De evangelist Johannes (welbespraakt vertolkt door de tenor Thomas Moser), vertelt het verhaal in begeleide recitatieven van uiteenlopende snit.
Aanvankelijk domineren zoetvloeiende passages en koraalachtige nummers, waarbij van een balkon de Stem Gods klinkt (een fraaie bijdrage van bas Marcus Marquardt). Vier solozangers en een organist doen bij wijlen een duit in het zakje. Maar allengs wordt de toon grimmiger, en het idioom steeds grilliger. Imposante massakoren bezingen de apocalyps in een ietwat gekunstelde chromatische veelstemmigheid. En telkens zijn er ook weer luwtes, zoals een wonderlijk avantgardistisch duetje tussen twee 'overlevenden', die in een soort Sprechgesang vertellen van de dood op het vale paard, begeleid door onbestemd zoemende koperblazers en kleine knekelklikjes uit de xylofoon.
Het is in zoverre een problematisch werk dat de stof, hoe visionair, niet echt dramatisch is. Er zijn namelijk geen hoofdrolspelers. Desondanks weet Schmidt het spannend te houden, juist door de afwisseling van grote erupties en intieme passages. Zo worden de zwoegerige halleluja's van het voorlaatste koorfragment gevolgd door een quasi-Gregoriaans gezang waarin niet meer dan drie tonen voorkomen. Het is een fantastisch effect, een verklanking van de stilte, op een moment waar een echte stilte alleen maar een katterig gevoel zou geven.
Dat alles maakt Schmidts oratorium zonder meer tot een indrukwekkend werkstuk, maar of het nu zo'n grootscheepse revival waard is? Luister op 12 oktober naar de radio en oordeel zelf.
© Frits van der Waa 2006