Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 09-10-2000, Pagina 11, Kunst, Recensie

Soldaat in een file van rijmwoorden

Het Verhaal van de Soldaat, van Igor Stravinsky en C.F. Ramuz, door Toneelgroep De Appel i.s.m. het Residentie Orkest o.l.v. Porgy Franssen en Vincent de Kort. 6 oktober, Appeltheater, Den Haag, t/m 19/11.

Het jaar 1918 was een tijd waarin de broekriem flink moest worden aangehaald, dus een grote opera zat er niet in toen de componist Igor Stravinsky en de schrijver Charles Ferdinand Ramuz besloten de handen ineen te slaan. De vrucht van hun samenwerking was l'Histoire du Soldat, een vestzakmuziektheaterstuk voor twee acteurs, een verteller, een danseres, zeven muzikanten en een dirigent.

Juist door zijn eenvoud blijft De Soldaat een stuk dat niet stuk te krijgen is. Dat blijkt nu ook bij Toneelgroep de Appel, in een regie van Porgy Franssen, die het werk met gepaste eerbied benadert.

Zoals de Soldaat steeds weer de Duivel op zijn pad vindt, zo loopt ook De Appel de laatste jaren steeds weer op tegen de Raad voor Cultuur. Het is te hopen dat het verhaal van De Appel beter afloopt dan l'Histoire du Soldat, want daar trekt de Duivel ten slotte aan het langste eind.

Franssen en zijn decorontwerpster Tatyana van Walsum moeten menige opera-enscenering van Pierre Audi bezocht hebben, want uit de twee voornaamste meubelstukken van de voorstelling - een op zijn kop hangende boom en een reusachtige metalen 'tredmolen' - spreekt een vrij invulbare natuur & techniek-symboliek die bezoekers van de Nederlandse Opera zeker bekend zal voorkomen. Ook de klap op de vuurpijl die de voor het overige zeer ingetogen voorstelling cachet verleent laat zien dat De Appel niet ver van de Audi-stam valt.

Met de boom gebeurt niks, maar de tredmolen bewijst goede diensten. Het is de koets waarin de Soldaat (David Geysen) een dodemansrit maakt, nadat hij zijn viool - zijn ziel dus - aan de Duivel verkocht heeft. Het is ook het bed waarop hij zich met de dansende prinses (Henriett Kassai) neervlijt wanneer ze denken nog lang en gelukkig te zullen leven. Maar daar steekt de Duivel (de met twee satanische paardenstaartjes uitgedoste Sacha Bulthuis) een stokje voor. De ganse geschiedenis wordt onderwijl op gedragen toon uit de doeken gedaan door verteller Carol Linssen.

De vertaling die dramaturg Watze Tiesema van De Appel van Ramuz' tekst maakte hinkt enigszins op twee gedachten - dat ze niet geforceerd moest rijmen, maar dat er toch wel gevat gerijmd diende te worden.

Het resultaat is een goed marcherende tekst, die niet ver van spreektaal af ligt, maar waarin als de vertaler de kans schoon ziet de rijmwoorden in file aaneensluiten. Dat heeft paradoxaal genoeg het effect van een versnelling - een soort voorovervallen, waardoor de voortgang toch ietwat oncomfortabel wordt.

Dan zijn de ritmische hobbels die Stravinsky in zijn puntige, op jazz geënte toneelmuziek verwerkt heel wat listiger gecomponeerd. De zeven van het Residentie Orkest geleende muzikanten en dirigent Vincent de Kort slaan, strijken, blazen en tokkelen zich er op aanstekelijke wijze doorheen.


© Frits van der Waa 2006