Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 17-10-2000, Pagina 10, Kunst, Recensie

Beste Thelonious Monk-componist blijft Monk zelf

Werk van Altena, Sauer, Termos, Van Bergeijk, van der Meulen, Padding en Kyriakides, door het Maarten Altena Ensemble. 12 oktober, Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: Rotterdam (20/12).

'Don't get your facts erroneous, the master bop blaster was named Thelonious', luiden de beginregels van een saxofoonkwartet-met-rap dat componist David Dramm enkele jaren geleden schreef.

Het is ook een toepasselijke slotsom bij The Monk Connection, het jongste project van het Maarten Altena Ensemble. Zeven componisten was gevraagd 'iets te doen' met de muziek van Thelonious Monk (1917-1982). De resulterende composities beleefden donderdag hun vuurdoop in de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw.

Het was het tweede 'Connection'-programma in een reeks van vier. Na Satie, die vorig jaar tot uitgangspunt diende, komen in volgende seizoenen nog twee helden van de twintigste-eeuwse muziek aan bod: Charles Ives en Edgard Varèse.

Hoe divers het programma, en hoe verrassend de resultaten soms waren, de 'master bop blaster' is en blijft Monk zelf, de pianist die zijn noten als een beeldhouwer uit de piano beitelde, en ze schraagde met een stutwerk van dwarse harmonieën. Als er één woord is dat op al zijn muziek van toepassing is, is het 'kernachtig'. Juist op dat punt misten sommige componisten de aansluiting.

Zo draaide Arthur Sauer, ondanks de tegendraadse swing en de brutale geluiden die hij ontketende in zijn medley Monk's Radio, enigszins om de hete brij heen. Ook TM, waarin ensembleleider Altena, uitgaande van Monks hoekige akkoorden, een eigenaardige, gelaagde machinerie etaleert, was uiteindelijk aan de stroeve kant - dit in tegenstelling tot zijn flitsende bewerking van Little Rootie Tootie, waarin het ensemble glorieerde in watervlugge unisono's.

Zo voorspoedig ging het niet steeds. In de ietwat vrije bewerking van Ruby My Dear, waarin Henk van der Meulen Monks stugge idioom uitrafelt tot een grillig, maar goed afgerond spel met doorgegeven ritmes en lijnen, kostte het de negen musici hoorbaar moeite de zaak bij elkaar te houden.

Anders dan Van der Meulen maken Paul Termos en Gilius van Bergeijk nauwelijks gebruik van het veelzijdige en ongewone kleurenpalet van het ensemble (waarvan de timbres van blokfluit, elektrische gitaar en de donkere alt van Noa Frenkel de meest extreme exponenten zijn). In Termos' Review, een voor zijn doen zeer snel evoluerend stuk, voert unisono-spel de boventoon, en dat geldt ook voor het tweede deel van Van Bergeijks Demontage, dat merkwaardig contrasteert met het beierende, treurmarsachtige begin.

Bijzonder sterk waren de bijdragen van Martijn Padding en Iannis Kyriakides. Paddings HONK heeft op het eerste gehoor het karakter van een lome ballad, maar zit vol bizarre glissandi en jengeltonen. Alsof die in een synthetische nevel gehulde klankwereld nog niet vreemd genoeg is, introduceert Padding aan het eind nog een paar claxonnetjes (vandaar 'honk'), waardoor het stuk opeens overgaat in slapstick.

Kyriakides, die vorige maand het Gaudeamusconcours voor jonge componisten won, leverde met Tinkle Spin Out een overtuigend staaltje van zijn kunnen. Het hele stuk is gebaseerd op één enkel ratelend Monk-motiefje, waaruit Kyriakides een obsessief, maar toch voortdurend veranderend weefsel van verschoven ritmes, aanzwellende akkoorden, en surrealistische phasing-achtige timbres wint. Spil van deze indrukwekkende tocht, die zo idyllisch begint, maar eindigt in een hels pandemonium, is pianist Reinier van Houdt, die de duurproef van zijn non-stop doorratelende partij zonder een moment te verslappen volbrengt.


© Frits van der Waa 2006