de Volkskrant van 23-10-2000, Pagina 8, Kunst, Recensie
Concert biedt (helaas) unieke luisterervaring
Werk van Janssen, Wagemans, Hamel en Escher/van Vlijmen, door het Rotterdams Philharmonisch Orkest en het Rotterdam Young Philharmonic o.l.v. Ernst van Tiel en Arie van Beek. 19 oktober, De Doelen, Rotterdam.
Weet je wat, moet iemand bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest gedacht hebben, laten we die nare Nederlandse muziek, waarvoor geen Rotterdammer achter de tv vandaan komt, gewoon bij elkaar in één concert zetten. Dan hoeft het de rest van het jaar niet meer.
Het resultaat van deze gedachtengang: een prachtconcert, met ook nog een redelijke hoeveelheid publiek in de zaal. Plus de in dat licht wat pijnlijke conclusie dat het RPhO - afgezien van één stuk van Carlos Michans - de rest van het seizoen inderdaad geen noot Nederlandse muziek meer speelt.
'Traditioneel van opzet, hoe mooi ook', noemt Rob Overman, de nieuwe directeur van het orkest, het lopende seizoensprogramma. Daar moet dus de bezem doorheen, met andere woorden. Want het Nederlandse programma van afgelopen donderdag was dan wel een gebeurtenis, maar blijft tegelijk een incident. Het had eigenlijk de dag daarop herhaald moeten worden in het Haagse Festival In de Branding, maar die uitvoering werd afgelast wegens gebrek aan belangstelling - wat gezien de overdadige programmering van dat festival niet zo'n wonder is.
Zo kwam het dat Micha Hamel en Guus Janssen, de Branding-hoofdpersonen, wegens verplichtingen elders de Rotterdamse reprises van hun orkestwerken niet konden bijwonen. Janssens Keer, in 1989 gecomponeerd voor het eeuwfeest van het Concertgebouworkest, was een pakkende ouverture, met zijn wonderlijk gemonteerde overgangen. En Hamels De laatste man/Ware Grootte intrigeerde door zijn combinatie van live gespeelde en opgenomen orkestklanken. Het Rotterdam Young Philharmonic, het opleidingsorkest waarin conservatoriumstudenten geschraagd en gecoached worden door RPhO-leden, zette onder dirigent Arie van Beek zijn beste beentje voor.
In zijn nieuwe orkestwerk Moloch trekt componist Peter-Jan Wagemans aanvankelijk bakken vol virtuoos klatergoud open, die op den duur wijken voor tape-inlassen met bloep-bloep-geluiden en geroezemoes, en overgaan in omineus orkestgeraas, dreigende Seufzers en kopergekef. Het is een enorm dicht stuk, maar dankzij Wagemans' instrumentatiekunst blijft het toch doorzichtig.
Voor Rudolf Eschers Summer Rites at Noon was achterin de zaal een apart podium opgesteld, waarop het RYP plaatsnam. Dit bijzondere werk voor twee orkesten - waar de componist nooit helemaal is uitgekomen en dat na zijn dood in 1980 bedrijfsklaar is gemaakt door Jan van Vlijmen - is ooit één keer uitgevoerd door het Concertgebouworkest, en was dus hard toe aan een herkansing. Met zijn ijle, weemoedige lijnen, gehuld in fascinerende kleuren en gedragen door enorm diepe klanken, die overal vandaan lijken te komen bewerkstelligt deze muziek een luisterervaring die je, om de woorden van dirigent Ernst van Tiel te gebruiken, 'moet ondergaan zoals het op je overkomt.' Het was hoe dan ook een grootse finale van een (helaas) uniek concert.
© Frits van der Waa 2006