de Volkskrant van 20-11-2000, Pagina 11, Kunst, Recensie
Koor verrast met fantasievol nieuw stuk van Kagel
Brahms, Kagel, Britten en Schumann, door het Groot Omroepkoor o.l.v. Marcus Creed. 18 november, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 22/11, 20.00 uur.
Hoewel het Groot Omroepkoor een drukbezet gezelschap is hoor je het niet dikwijls op eigen houtje. Dat is logisch, want de a cappella-zang is niet het natuurlijke domein van een koor met zo'n vijfenzeventig strotten die gewend zijn op te boksen tegen een heel orkestapparaat.
Het concert dat het koor zaterdag in de Matinee gaf, liet de luisteraar dan ook ietwat doorwaaid achter. Hoewel dirigent Marcus Creed een scherp oor voor nuances aan de dag legde bleef de akoestische druk doorgaans boven het gemiddelde, wat ook op het gebied van de intonatie enige turbulentie teweegbracht.
Niettemin wist het gezelschap goed raad met Brahms' Fest- und Gedenksprüche en Schumanns Vier doppelchörige Gesänge, die als ouverture en finale van het concert fungeerden. De middendelen waren van recenter datum. Voor Benjamin Brittens Sacred and Profane, acht zettingen van oud-Engelse teksten, trad het gezelschap in kamerkoor-bezetting aan. Ofschoon ook hier de koorklank eerder robuust dan lichtvoetig te noemen was, kwamen Brittens madrigaaltjes fijn afgestemd over het voetlicht.
Maar de surprise-gang van het menu was de Nederlandse première van Mauricio Kagels Schwarzes Madrigal, waarvoor tevens twee slagwerkers en twee koperblazers aantraden. Hun aandeel bleek essentieel voor de samenhang in Kagels menigmaal diffuse koorverdichtsels. Kagel gaat in dit stuk de fratsen en de overkill die sommige van zijn werken moeilijk verteerbaar maken uit de weg. Schwarzes Madrigal, voltooid in 1999, is een toegankelijke compositie, die dankzij de verbeeldingskracht van de maker vijfentwintig minuten lang onderhoudend blijft.
Anders dan de titel suggereert is het geen zwartgallige muziek. 'Zwart' slaat hier op Afrika, waaruit Kagel met behulp van een atlas zijn tekst betrokken heeft. Timboektoe, Markovanda, Mongororo, Ambatondrazaka - honderden even exotische als klankrijke plaatsnamen passeren de revue, en geven Kagel de kans zijn fantasie de vrije loop te laten. De texturen variëren van ritmisch reciteren, geneurie, gefluister en wormstekige tertsen tot veelstemmige wemelingen, die samen de vaart en de spanning erin houden.
De vier instrumentalisten houden de zaak als het ware in het gareel, met raak geplaatste tik- en schraapgeluiden, waarbij een marimba voor de Afro-touch zorgt. Nog mooier is de combinatie van tuba en trompet, die elkaar omcirkelen in een meesterlijk uitgebalanceerde tweezang, waarin juichende fiorituren en klaaglijk geknepen tonen zich ontvouwen over een fond van monter gehoempa.
Kagel, wiens theatrale Entführung im Konzertsaal twee weken terug met gemengde gevoelens werd ontvangen, heeft met dit veel abstractere werk weer een parel aan zijn oeuvre toegevoegd.
© Frits van der Waa 2006