de Volkskrant van 01-02-2001, Pagina 10, Kunst, Recensie
Oorstrelende rouwklachten
De lokroep van Vergilius, door het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Paul van Nevel. 30 Januari, Concertzaal, Tilburg. Herhaling: Utrecht (1/2) Alkmaar (2/2) en Breda (4/2). Radio 4: 23/2, na 20.00 uur.
Het blijft een wonderlijke gedachte dat degene die vijfhonderd jaar geleden iets wilde componeren eigenlijk geen ander medium had dan het koor. Instrumentale muziek gold als een afgeleide van de vocale muziek, en van solozang, in de vorm van lied of aria, was ook nog geen sprake. Kerkmuziek vormde de hoofdmoot van het repertoire, en vier- of vijfstemmige samenzang was de norm.
Dan nog blijft het een mirakel wat de componisten met deze bescheiden middelen wisten uit te richten. Waarvan akte in het jongste project van het Nederlands Kamerkoor, 'De lokroep van Vergilius'. Dirigent Paul van Nevel heeft hierin een aantal zettingen van teksten uit de klassieke Oudheid bijeengebracht.
De grote favoriet van de componisten uit de Renaissance was kennelijk Vergilius, en dan speciaal het verhaal van Dido en haar zelfgekozen dood. In dit concert klinken maar liefst zes muzikale uitwerkingen van de rouwklacht Dulcis Exuviae. Deze tekst zou in een latere era als solomadrigaal of aria getoonzet zijn, maar hij heeft in deze veelstemmige gewaden een even oorstrelende en nauwelijks minder expressieve gedaante aangenomen.
Het aardige is dat door deze bundeling onbekende grootheden en beroemde namen op één lijn komen te staan, en dan blijken figuren als Mabriano de Orto of Jakob Vaet toch weinig in kaliber onder te doen voor gevierde collega's als Josquin Desprez of Orlandus Lassus.
In verstrengelde lijnen omcirkelen en imiteren de stemmen elkaar. Een superieur staaltje hiervan vormen twee composities op de tekst O socii neque enim, eveneens van Vergilius, die het woord 'durate' (volhardt) bevat. Adriaan Willaert en Cipriano de Rore hebben de klinkers van dat woord omgezet in het motto Ut-Fa-Re, dat hun beider composities als een soort muzikaal dna doordesemt.
Maar De Rore kon het ook met louter akkoorden. Zijn Dissimulare etiam sperasti (ook een Dido-tekst) begint met vijf stemmen, die allengs uitdijen tot zeven. Wat De Rore hier aan expressie bereikt met niets anders dan wisselingen van akkoordligging is verbazend.
Sommige renaissance-componisten hadden vrij stringente theorieën over de ritmisering van klassieke teksten. Zo gebruikt Ludwig Senfl in zijn composities op teksten van Quintus Horatius Flaccus uitsluitend noten van één of twee tellen, wat resulteert in een curieuze ritmiek. Senfl had bovendien de grappige gewoonte om voor ieder strofe dezelfde muziek te gebruiken, maar dan telkens een stem toe te voegen of weg te laten.
De constatering dat het Nederlands Kamerkoor als vanouds deze en de andere fascinerende vondsten van Van Nevel extra glans en luister verleent, is altijd weer vermeldenswaard.
© Frits van der Waa 2006