de Volkskrant van 26-02-2001, Pagina 9, Kunst, Recensie
Peter en de Wolf blijft genietbaar
Peter en de Wolf, van Sergej Prokofjev en Nard Reijnders. Regie: Barbara Karger. 23 februari, Carré, Amsterdam.
Peter en de Wolf van Sergej Prokofjev is al meer dan een halve eeuw bij uitstek de muzikale kinderbijbel. Er zijn vast duizenden volwassen luisteraars bij wie een lage klarinetmelodie het beeld van een kat oproept, of voor wie een fagot nog altijd klinkt als een mopperende grootvader. Zo raak wist Prokofjev de karakters van zijn vertelling te typeren.
Het is een stuk dat perfect in zijn jas zit. Kleine flardjes muziek wisselen af met wat grotere onderdelen, de verteller is nu eens alleen aan het woord, dan weer samen met de muziek, en dat alles duurt bij elkaar nog geen half uur - precies genoeg om de kinderaandacht tot het eind toe gevangen te houden.
Maar wil je meer, zoals het Belgische productiebedrijf In the Wings, dat afgelopen weekeinde in Theater Carré een geënsceneerde versie van Peter en de Wolf op de planken bracht, dan biedt Prokofjevs zetting wat weinig ruimte. De fantasie laat zich sneller bespelen dan een toneelvloer, en een beetje theatervoorstelling duurt toch minimaal anderhalf uur. Vandaar dat de beide regisseurs, Barbara Karger en Michael Preston, de tekst aanmerkelijk hebben uitgebreid en componist Nard Reijnders (die onder andere arrangementen maakt voor Herman van Veen) zo'n veertig minuten aanvullende muziek lieten componeren.
Als kinderbijbelkenner houd je natuurlijk je hart vast bij zo'n onderneming. Maar het moet gezegd: Reijnders heeft goed werk geleverd, ondanks het proces van verdunning en oprekking waaraan hij Prokofjevs muziek heeft onderworpen. En dankzij het vakwerk van de beide regisseurs en van choreograaf Doug Elkins is het een uiterst onderhoudende voorstelling geworden.
Verteller Bas Westerweel, die insprong voor de ziek geworden Robert Long, is aanmerkelijk genietbaarder dan in de tijd dat hij te veel op de televisie was. Ja, natuurlijk klept hij wat te veel, maar dat is onvermijdelijk als je een dergelijk verhaal van schoudervullingen voorziet. De prietpraat zit gelukkig vooral in het begin, en dat geldt ook voor Reijnders' compositorische aandeel. Aangezien hij Prokofjevs en zijn eigen noten tot een continu (maar niet naadloos) geheel heeft verwerkt, wordt de doorgewinterde Peter-luisteraar aanvankelijk herhaaldelijk van zijn apropos gebracht. En de toegevoegde liedjes zijn meer op zingbaarheid dan in Peter en de Wolf-stijl gecomponeerd.
Maar in de loop van de voorstelling introduceert Reijnders' steeds meer pseudo-Prokofjev-materiaal, en dat werkt voortreffelijk. Zo klinkt op een gegeven moment, wanneer het vogeltje Peter over de wolf vertelt, het dreigende wolventhema in de fluit - een vermakelijk detail. De vele kinderen die met hun ouders op de voorstelling waren afgekomen, zullen zich niet bekommerd hebben om dat soort stijlbreuken en knipoogjes, maar zich hebben laten betoveren door de acht dansers, die, ondersteund door het vijftienkoppig orkestje, een even inventieve als geestige uitbeelding van de figuren ten beste gaven. Fantastisch waren vooral het vogeltje (Elisa Petroio), dat hangend aan grote banen stof door de lucht zweefde, de hiphoppende eend van danser Olando en de griezelig acrobatische wolf (Christian Celini).
Regisseur Karger maakt suggestief gebruik van schimmenspel, met als hoogtepunt het moment de scène waarop de schaduw van de eend wordt verzwolgen door de enorm veel grotere schaduw van de wolf. Maar ook aan de tere kinderziel is gedacht: bij Prokofjev blijft de eend, zij het levend, in de buik van de wolf zitten, maar bij Karger komt Peter op de gedachte dat hij er dus ook weer levend uit moet kunnen. Dus wat doe je dan? Gewoon je hand in de muil, trekken maar, en ploep, daar is het beest weer. Deze trouvaille was onbetwist het hoogtepunt van de voorstelling.
© Frits van der Waa 2006