Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 06-03-2001, Pagina 11, Kunst, Recensie

Ter Veldhuis ontgint de vierkante millimeter

Jacob ter Veldhuis Festival, met het Aurelia Saxofoon Kwartet, de Houdini's, het Nederlands Ballet orkest o.l.v. Thierry Fischer e.a. 2-4 maart, Theater Lantaren/Venster en De Doelen, Rotterdam.

Jacob ter Veldhuis, aan wie het Rotterdamse Theater Lantaren/ Venster het afgelopen weekeinde een vierdaagse festival wijdde, wil mooie muziek schrijven. In het voorwoord van het programmaboek laakt de vijftigjarige componist dan ook het conflictmodel waarop de westerse kunst sinds Euripides is gebaseerd.

Ter Veldhuis houdt inderdaad niet van dissonanten, zo valt na dit overzicht van zijn werk te constateren. Of dat spannende resultaten oplevert is een tweede, want muziek zonder dissonanten is als een boek zonder schurk: het moet wel heel mooi geschreven zijn. Dat is de muziek van Ter Veldhuis wel degelijk. Als er iets tot in de puntjes is afgewerkt, is het wel de sound. Dat mag ook wel, want in overige opzichten legt de componist zichzelf grote beperkingen op.

Zijn idioom is ultra-tonaal. Zijn muziek bestaat uit velden waarin de tonen van eenzelfde toonladder minutenlang door elkaar kunnen waaien, met een wiegende, dan wel klapperende cadans. Want ook het ostinato is een van Ter Veldhuis' meest beproefde stijlmiddelen. Het vermijden van ambiguïteit maakt zijn muziek zo doorzichtig dat je van oplosbare muziek zou kunnen spreken.

In elk programma was ook werk te horen van door Ter Veldhuis bewonderde componisten als Reich, Zappa, Pärt en Bartók, wat de afwisseling ten goede kwam, maar waarnaast zijn eigen werk soms wat verbleekte.

Hoe beperkt het werkterrein van Ter Veldhuis ook mag zijn, hij weet het optimaal te ontginnen, vooral in ritmisch opzicht. Op de vierkante millimeter toont hij een verrassende inventiviteit, zoals in Diverso il Tempo, waarin pianist Kees Wieringa en cellist René Berman de in elkaar hakende tonen en patronen flitsend gestalte gaven.

Nog verrassender was May This Bliss Never End uit 1996, waarin Ter Veldhuis piano en cello combineert met een elektronische partij, bij elkaar gesampled uit een interview met jazz-trompettist Chet Baker. Het resultaat is beurtelings humoristisch en ontroerend.

In zijn recente werk zijn deze gesamplede stemmen een bijna vast ingrediënt geworden. Zo is een van de delen van het oratorium Paradiso gebaseerd op het georeer van een gospel-dominee. Daar waren Steve Reich en Brian Eno al in de jaren zeventig op gekomen. Het Nederlands Ballet Orkest en de verzamelde vocalisten leverden een indrukwekkende klus met de voorpremière van dit werk, dat uiteindelijk tachtig minuten zal gaan duren.

Bij gebrek aan modulaties en ritmische variëteit vestigden Ter Veldhuis' visioenen van het paradijs echter in hoofdzaak de aandacht op de ondraaglijke logheid van het bestaan. Maar hij revancheerde zich met het beurtelings fijnzinnige en brutale Gold Rush Concerto voor twee slagwerkers en orkest.

Een klapper was de uitvoering van Heartbreakers, waarin Ter Veldhuis een jazzsextet combineert met samples uit de Jerry Springer-show en videobeelden. De manier waarop de Houdini's en vee-jay Daniëlle Kwaaitaal naadloos overschakelden van uitgeschreven naar geïmproviseerde gedeelten was fascinerend.

Maar hoewel het stuk met een ongelooflijke precisie in elkaar gezet is, liet het toch de gewaarwording na dat Ter Veldhuis zo in de Houdini-sound gekropen is dat hij er als het ware in verdwenen is. Zo blijkt wonderlijk genoeg niet alleen de muziek, maar ook de componist zelf oplosbaar.


© Frits van der Waa 2006