Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 13-03-2001, Pagina 11, Kunst,

Klein clubje voor oer-Johannes

AMSTERDAM

Onder degenen die vanavond in de Alkmaarse Grote Kerk naar Bachs Johannes Passie gaan luisteren zullen er vast en zeker een paar zijn die vreemd opkijken. Negen zangers, twaalf musici, één dirigent, is dat niet een heel klein clubje om een zo groot en groots stuk uit te voeren? Toch is dat om en nabij de hoeveelheid musici die Bach tot zijn beschikking had toen hij in 1724 het evangelie van Johannes in een muzikaal jasje stak.

Zo stelt musicoloog en klavecinist Pieter Dirksen, die voor de Cappella Figuralis, het solistenensemble van de Nederlandse Bachvereniging, de oerversie van de Johannes Passion heeft gereconstrueerd. 'Van de Johannes bestaat geen definitieve versie, anders dan bij de Matthaeus Passie,' licht Dirksen toe. 'Het werk is in de loop der jaren in vier of vijf verschillende versies uitgevoerd. Dat weten we doordat er een heleboel originele partijen over zijn - niet compleet, maar wel uit allerlei verschillende periodes.

'Zo zie je dat hij in 1725, een jaar na de eerste uitvoering, een flink gewijzigde versie heeft gemaakt. Hij had blijkbaar geen tijd om een nieuwe passie te componeren, en heeft toen de muziek van het jaar daarvoor gebruikt, waarbij hij wel de meest saillante stukken heeft weggelaten of vervangen, om te voorkomen dat de mensen het zouden herkennen. Dat zegt trouwens wel iets over de intensiteit waarmee men toen luisterde.'

Omstreeks 1739 is Bach begonnen om de Johannes Passie opnieuw in partituur te brengen, waarschijnlijk met het oog op een uitvoering.

'Net zoals bij de Matthaeus heeft hij allerlei dingen gewijzigd en verrijkt met versieringen en vulnoten. Maar hij heeft alleen het eerste kwart afgeschreven, want die uitvoering werd om een of andere reden afgeblazen.

'Later, in 1749, een jaar voor zijn dood, is het werk toch nog een keer uitgevoerd, en toen heeft hij die partituur door een helper af laten maken, aan de hand van de oude partituur. En die is daarna waarschijnlijk weggegooid. De Johannes heeft dus nooit zijn definitieve vorm gekregen. En dat betekent dat ook die oudere versies interessant zijn.'

De meest interessante daarvan is vanzelfsprekend de eerste, te meer daar Bach daar in 1749 uiteindelijk naar is teruggekeerd. De oerversie loopt dus, wat opbouw betreft, vrijwel geheel parallel met de bekende versie. Aan de hand van het oude stemmenmateriaal heeft Dirksen Bachs latere toevoegingen weer ongedaan gemaakt. Slechts op een enkele plek was het nodig om partijen naar eigen inzicht aan te vullen. Maar de meest ingrijpende wijziging betreft de bezetting.

Dirksen: 'Bach heeft de Johannes geschreven binnen een jaar nadat hij in Leipzig als cantor was aangesteld. Aanvankelijk beschikte hij daar alleen over strijkers en hobo's. Dat is te zien aan zijn cantates uit die tijd. Die hoboïsten speelden een enkele keer ook blokfluit, maar dwarsfluiten, of beter gezegd traverso's, had hij nog niet. Dat was toen nog een heel nieuw en modern instrument.

'Waarschijnlijk is het zo gegaan dat Bach op het laatste moment, toen hij de partituur van de Johannes afgerond had, toch de beschikking kreeg over fluiten. Dat kun je afleiden uit de partituur. Je ziet dat hij de fluit gewoon laat meespelen met de hobo's of de viool.

'En in de twee aria's waarin hij de fluit solistisch laat optreden, Zerfliesse, mein Herze en Ich folge dich gleichfalls, is de muziek helemaal tegen de traverso geschreven. Het zit vol met vorkgrepen. Terwijl hij een paar maanden later, in zijn cantates, heel makkelijke fluitvriendelijke toonsoorten gebruikt.'

Door de fluiten weg te laten, verdwijnen de verdubbelde blazerspartijen uit de partituur, en ligt een kleinschalige bezetting als die van Cappella Figuralis veel meer voor de hand. Of de Johannes inderdaad ooit op die manier is uitgevoerd is niet bekend, maar voor Dirksen staat vast dat zijn reconstructie datgene wat Bach oorspronkelijk in zijn hoofd had dicht benadert. En daar is het hem om begonnen.

'In het Rembrandthuis laten ze niet alleen de laatste staat van Rembrandts etsen zien', zegt hij, 'maar ook wat eraan voorafging. Zo zie je hoe hij steeds meer toevoegt en het steeds expressiever maakt. Dat betekent niet we de eerste staat maar weggooien, of niet laten zien. Bij grote meesters, of het nu in de schilderkunst is, of in de literatuur of in de muziek, is het altijd boeiend om te zien wat de eerste gedachte is geweest.'

Johannes Passion (versie 1724), door Cappella Figuralis o.l.v. Jos van Veldhoven: Alkmaar (13/3), Eindhoven (14/3), Kampen (15/3), Haarlem (16/3), Groningen (18/3), Utrecht (19/3), Amsterdam (20 en 21/3) en Rotterdam (22/3, uitverkocht).


© Frits van der Waa 2006