Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 10-05-2001, Pagina K31, Kunst katern, Recensie Guo Wenjing: Wolf Cub Village, door het Nieuw Ensemble en solisten o.l.v. Ed Spanjaard. Zebra Records.

De tragiek van de waanzin is een thema waarvan veel componisten dankbaar gebruik hebben gemaakt, maar een opera waarin geestelijk verval een centrale plaats inneemt is toch een voornamelijk twintigste-eeuws verschijnsel. Alban Berg zette in 1925 de toon met Wozzeck, Stravinsky liet een kwart eeuw later The Rake's Progress eindigen in een krankzinnigengesticht, en Alfred Schnittke zette in 1992 de val van de Sovjet-Unie kracht bij met zijn Life With An Idiot.

En nu is er dan Wolvendorp van Guo Wenjing, een opera van drie kwartier, gebaseerd op het twaalf pagina's tellende verhaal Dagboek van een gek van Lu Xun. Dat wil zeggen, de opera dateert al van 1994, toen het Nieuw Ensemble hem tijdens het Holland Festival in première bracht, maar de toen gemaakte opnamen hebben zeven jaar op de plank gelegen. De nieuwe cd is verschenen op het Zebra-label, het huismerk van het Nieuw Ensemble, en draagt nummer 002. Tussen deze cd en zijn voorganger New music from China gaapt eveneens een periode van zeven jaar - cd's maken is geen makkie.

Wolvendorp, een van de grote successen van het toen nog florerende Holland Festival, had natuurlijk hernomen moeten worden, al was het maar in concertante vorm. Alleen daarom al voorziet deze cd in een leemte. Dat er hier en daar wat ritselt en er op een gegeven moment een microfoon begint te zoemen, doet daar geen afbreuk aan - het versterkt juist de elektriserende ervaring die de opera teweegbrengt.

We zijn er intussen al weer een beetje aan gewend, maar destijds was het een openbaring, de zeer aparte kruisbestuiving tussen westerse muzikale technieken en de Chinese traditie die Guo bewerkstelligt. Guo is van 1956 en is, anders dan veel van zijn vakbroeders, altijd in China blijven wonen. Misschien dat daarom zijn muziek, hoewel onmiskenbaar modern, toch in zijn denken dicht tegen de Chinese traditie ligt. De stijl van zingen bijvoorbeeld, met veel glissandi over soms extreem grote intervallen, klinkt in onze oren exotisch, maar is nauw verwant met de stijl van reciteren in de klassieke Chinese opera.

Wat Wolvendorp tegelijkertijd beklemmend en fascinerend maakt, is dat Guo zijn luisteraars met zijn muziek deelgenoot maakt van wat zich tussen de oren van de hoofdpersoon afspeelt. Hij doet het zo overtuigend dat het weinig uitmaakt dat het hele verhaal in het Chinees gezongen wordt. Tenor Nigel Robson is geweldig, als de gek die zijn dorpsgenoten aanziet voor menseneters en dus vreest voor zijn eigen leven. De overige uitvoerenden laten zich evenmin onbetuigd, gedreven door Guo's vitale en uiterst inventieve muziek.

Drie van de vier scènes beginnen met spaarzame, surrealistische klanken, en ontwikkelen zich dan via ketsende keitjes, achterdochtig gefluister en zingende spoken tot een kookpunt, een stortvloed aan indrukken die nauwelijks meer te verwerken is. Toch is de ogenschijnlijke kalmte van de slotscène, waarin de gek concludeert dat hijzelf ook een menseneter moet zijn, uiteindelijk nog indringender.


© Frits van der Waa 2006