de Volkskrant van 21-05-2001, Pagina 3V, Kunst, Recensie
Schats 'derde' smaakt naar meer
Werk van McPhee, Koechlin, Ketting en Schat door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Hans Vonk. 17 mei. Concertgebouw, Amsterdam.
Cross-over een typisch hedendaags verschijnsel? Niks hoor. Debussy viel in 1889 al voor het geluid van het gamelan-orkest, en hij was niet de enige. In 1936 componeerde de Amerikaanse componist Colin McPhee Tabuh-Tabuhan waarin hij de repetitieve patronen en elkaar kruisende ritmes van de Balinese gamelanmuziek versmolt met westerse harmonieën. Een echte versmelting was niet mogelijk, omdat de stemming van de gamelan volledig afwijkt van het bij ons gebruikelijke toonsysteem.
Componist Peter Schat droomde al in 1986 van een chromatische gamelan, gestemd volgens de zwarte en witte toetsen van de piano, en hij was niet de enige. Zijn collega-componiste, de in Indonesië geboren Sinta Wullur, bracht het idee een jaar of tien later in praktijk. Schat deed er zijn voordeel mee, en componeerde een 'gamelan-symfonie', die donderdag haar première beleefde onder handen van het Koninklijk Concertgebouworkest, met verve aangevoerd door Hans Vonk.
Samen met de bijeengelezen cross-over-composities leverde het een prachtprogramma op. McPhee's Tabuh-Tabuhan is nog altijd een sterk stuk, dat frappeert door de overeenkomst met de post-minimale muziek van Steve Reich en John Adams. Het daaropvolgende werk, Les Bandar-Log van Charles Koechlin uit 1940, is dan wel gebaseerd op Kiplings Jungle Book, maar heeft in feite met een synthese tussen Oost en West niets te maken.
Toch paste dit 'apenscherzo' waarin Koechlin diverse stijlen parodieert, maar tussen de bedrijven door ook zijn eigen neus even laat zien, wonderwel in het programma. Een vreemde, maar boeiende eend in de bijt was Time Machine, Otto Kettings evergreen uit 1972, waarin hooguit een brug wordt geslagen tussen Varèse en Stravinsky.
Een kwartier later bleek dat Kettings tijdmachine ingevoegd was om tijd te winnen. Want Schats Derde Symfonie is in een vloek en een zucht voorbij, zeker vergeleken met haar beide kloeke voorgangers en het niet minder struis gebouwde orkestwerk De Hemel. Ook schuilt er een zekere discrepantie tussen de lengte van het nieuwe werk en de partij brons die er aan te pas komt. Het podium was zelfs van een aanbouw voorzien om plaats te bieden aan alle sarons, bonangs en wat dies meer zij.
Met dat al opent Schats Derde boeiende vergezichten, speciaal op het gebied van klankkleurcombinaties, want hij heeft zich niet laten verleiden tot quasi-exotische muziek en is zijn eigen wijze van componeren trouw gebleven. De gamelan is geïntegreerd in het orkest, en speelt weliswaar een zeer belangrijke, maar niet de hoofdrol. De machtige, sonore slagen dienen vooral als steunpunt en markering.
In de vier aaneengesloten delen ontwikkelt Schat een organisch verlopend betoog, waarin plaats is voor verdroomde en dansante stemmenweefsels zowel als voor apocalyptische pauk- en trombone-explosies. Het smaakt naar meer en het is te hopen dat niet alleen Schat, maar ook andere componisten de mogelijkheden van dit fascinerende instrumentarium verder ontginnen.
Voor meer Schat kan men terecht bij het Utrechtse Muziekcentrum, waar vanavond drie compleet gereviseerde stukken van zijn hand hun eerste uitvoering beleven, en in Arnhem, waar vrijdag zijn Lenteconcert voor fluit en orkest in première gaat.
© Frits van der Waa 2006