Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 20-09-2001, Pagina K23, Kunst Katern,

Schim van het muziekleven

Kloeke biografie van Leo Smit (1900-1943) - in de eerste plaats componist, pas daarna oorlogsslachtoffer.

Eerder verschenen de complete werken van Leo Smit op cd, ter nagedachtenis van de in Sobibor omgebrachte joodse componist. Nu is er ook zijn levensverhaal, een manmoedige poging tot het invullen van 'de leegte'.

In maart 1940 werden veel lezers van het Maandblad voor Hedendaagsche Muziek getroffen door een artikel met de kop Sensationeele Bruckner-vondst. Het betrof de op handen zijnde opvoering van een boven water gekomen operette, Lulu von der Tanzklause, die Bruckner in 1869 zou hebben gecomponeerd. De lezers werden uitgenodigd de generale repetitie bij te wonen. De cruciale datum zat geraffineerd verscholen in het volgende zinnetje: De opvoeringen zullen plaats vinden op Donderdag 4 en Zaterdag 6 april en de generale repetitie op den Maandag daaraan voorafgaande. Het stuk was niet ondertekend, maar een van de grapjassen (1 april!) was waarschijnlijk de toen bijna 40-jarige componist Leo Smit.

Iets meer dan drie jaar later werd Smit, samen met zijn vrouw Lientje, vanuit het kamp Westerbork op transport gesteld naar Sobibor. 'Geen van de 1204 Nederlandse joden die op 27 april 1943 werden gedeporteerd heeft Sobibor overleefd', schrijft Jurjen Vis in een van de laatste hoofdstukken van zijn Smit-biografie Silhouetten.

Een leven dat ophoudt bij 43 jaar is in het algemeen niet genoeg om als componist grote bekendheid te krijgen. Bovendien was Smit niet zeer productief: in twintig jaar schreef hij zo'n dertig stukken met een gemiddelde lengte van elf minuten. Als hij niet de vooruitziende blik had gehad om begin 1943 zijn partituren, schetsboeken en knipselalbums in veiligheid te brengen, was er van zijn oeuvre niet meer overgebleven dan drie of vier in druk verschenen werken.

Idioom

Daarbij komt dat Smit een muzikaal idioom hanteerde dat in zijn eigen tijd zeker als modern gold, maar na de oorlog al snel als verouderd werd beschouwd. Natuurlijk klonk zijn muziek van tijd tot tijd op herdenkingsconcerten, maar verder bleef zijn werk in de schaduw. Pas aan het eind van de jaren tachtig begon het opeens te gonzen rond Leo Smit, mede door de toegenomen belangstelling voor componisten van Entartete Musik, zoals de nazi's muziek van joodse en hun anderszins onwelgevallige componisten noemden.

Dat Leo Smit honderd jaar na zijn geboorte geëerd werd met een complete uitgave van zijn werk op vier cd's, en nu, een jaar later, met een biografie, is vooral te danken aan fluitiste Eleonore Pameijer, die zich beijvert om Smits werk onder de aandacht te brengen. Vis' biografie is een pendant van de cd-uitgave, wat ook in de vormgeving tot uiting komt. De titel Silhouetten is ontleend aan Smits gelijknamige orkestwerk.

Het is de biograaf gelukt een kloek boekwerk met ruim vierhonderd pagina's aan Smits leven en werk te wijden. Een knappe prestatie, aangezien er vooral over dat leven maar heel weinig bekend is en vrijwel alle nabestaanden inmiddels overleden zijn. 'Ik heb de biografie van Leo Smit vanuit de leegte geschreven, de compacte leegte van het silhouet', schrijft Vis in zijn inleiding. Dat komt erop neer dat hij zich uitvoerig in Smits Umwelt verdiept heeft, en daarbij geen blaadje papier onomgedraaid heeft gelaten. Alleen al de beschrijving van Smits voorgeslacht, inclusief een schets van de joodse gemeenschap in Amsterdam, beslaat twintig pagina's. Maar dankzij Vis' soepele, heldere stijl blijft het prettig leesbaar.

Het leven van Smit is in luttele woorden samen te vatten. Hij kwam uit een geseculariseerde, tamelijk welgestelde joodse familie en gaf jong blijk van zijn muzikale begaafdheid. Hij ging naar het conservatorium en oogstte al vroeg succes met zijn composities. In 1927 vertrok hij naar Parijs, waar hij tien jaar bleef. In 1933 trouwde hij met Lientje de Vries. Na zijn terugkeer in Amsterdam verdiende hij de kost met het geven van pianolessen en maakte enige naam als componist.

Smits muziek is uitgesproken blijmoedig: een mengeling van Franse slag en een stevige scheut Stravinsky, gekruid met twinkelende ritmes en dissonanten. Daarin weerspiegelt zich zijn karakter. Vis, die nog met een aantal van zijn leerlingen heeft gesproken, typeert hem als 'een uitermate plezierig mens, geestig, optimistisch en onderhoudend'. Helaas blijven de illustraties hiervan beperkt tot snippertjes als die aprilgrap uit 1940.

Over Smits muziek komen we meer te weten, dankzij de bewaard gebleven schets- en knipselboeken. In de wetenschap dat de muziek op cd beschikbaar zou komen, maakt Vis niet al te veel woorden vuil aan muzikale typering en analyse. Wel besteedt hij veel aandacht aan de ontstaansgeschiedenis en ontvangst van Smits muziek. De componist had de gewoonte zijn invallen te noteren in 'Tematiekboeken', waarmee hij een reservoir aan ideeën opbouwde die hem soms jaren later nog van pas kwamen.

Vlot

Vis citeert uitvoerig uit de kritieken die aan Smits werk werden gewijd, en die er vrijwel steevast op neer kwamen dat zijn werk vlot was geschreven, maar dat er weinig eigen persoonlijkheid uit sprak. Niet geheel ten onrechte, maar wel wat zuinigjes. Achteraf bezien was Smit, zeker naar Nederlandse maatstaven, een componist die ondanks een lengte van slechts 1 meter 61 op zijn minst een eindje boven het maaiveld uitstak, en bovendien nog volop in ontwikkeling was - al blijft het een open vraag wat er van hem en zijn muziek geworden zou zijn als hij de oorlog overleefd had.

De hoeveelheid informatie en beeldmateriaal die Vis boven water heeft gehaald om Smits leven van de nodige contouren te voorzien is werkelijk indrukwekkend. De lezer komt van alles te weten over het Barlaeus Gymnasium, het Amsterdamsch Conservatorium, en de openluchtspelen van de vooroorlogse studentencorpora. Het boek geeft zo een aardig doorkijkje in het Nederlandse muziekleven van de jaren twintig en dertig. De keus om onderwerpen als film- en theatermuziek onder te brengen in aparte hoofdstukken is begrijpelijk, maar dat leidt wel tot afwijkingen van de biografische hoofdlijn, waardoor het lezen hier en daar een wat hotsebotserige ervaring oplevert.

Je weet natuurlijk van tevoren hoe het afloopt, maar dat maakt het relaas van Smits laatste levensjaren niet minder aangrijpend. Zoals Vis het zelf stelt: 'Het onvoorstelbare einde van miljoenen naamloze en naamhebbende onschuldigen krijgt reliëf in het leven en sterven van één mens.'

Tegelijkertijd benadrukt hij dat Smit in de eerste plaats componist was, en pas in de laatste plaats oorlogsslachtoffer. Het is dan ook te hopen dat met de voltooiing van dit dubbele monument - boek en cd - de rehabilitatie van Smit en zijn muziek niet als een afgedane zaak zal worden beschouwd.

Jurjen Vis: Silhouetten - De componist Leo Smit (1900-1943). Donemus. ISBN 90-74560-43-1, fl 35,-.


© Frits van der Waa 2006