Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 20-10-2001, Pagina 7, Kunst, Recensie

Serene keuze van negen lieve liedjes

Schubert en Wolf, door Angelika Kirchschlager en het Orpheus Chamber Orchestra New York. 18 oktober, Concertgebouw, Amsterdam.

Er zijn zangers die van een recital een ware variété-show maken, vol vocale vogelnestjes en hoge c's. Zo'n type is de Oostenrijkse mezzosopraan Angelika Kirchschlager overduidelijk niet. Zij is er meer één van wikken en wegen. De samenstelling van het programma dat ze donderdag ten gehore bracht in het Concertgebouw moet haar grote kopzorgen berokkend hebben. Wat in de jaarfolder van het gebouw stond aangekondigd verschilde van het lijstje in het maandblad Preludium, aan de zaal werd een blaadje met een omgegooid programma uitgereikt, en ten slotte kondigde de zangeres vanaf het podium nog een wijziging in de volgorde aan. En toch ging het in alle gevallen om een bescheiden bloemlezing uit het werk van Hugo Wolf en Franz Schubert.

Kirchschlager, een van de rijzende sterren op de internationale concert- en operapodia, was na Barbara Bonney de tweede gast in de Concertgebouw-serie Vocaal in de Grote Zaal, waarin nog zulke uiteenlopende zangers als Renée Fleming, Andreas Scholl en Dawn Upshaw hun opwachting zullen maken. Voor de echte liedkunst is de Grote Zaal eigenlijk een maatje te groot, maar samen met het Orpheus Chamber Orchestra uit New York, dat de georkestreerde pianopartijen voor zijn rekening nam, wist Kirchschlager de ruimte een zweem van intimiteit te geven.

Het heet dat in de beperking zich de meester toont, maar dat kan ook te ver gaan. Kirchschlagers keuze beperkte zich tot het vriendelijkste, het sereenste en het meest ingetogene uit het oeuvre van de beide componisten.

Vocaal is Kirchschlager in de bloei van haar leven. Haar stem is krachtig en volgroeid, maar heeft tegelijkertijd nog een jeugdige frisheid. Ze weet genuanceerde kleuringen aan te brengen, zoals in de tweede strofe van Der Tod und das Mädchen, die ze hult in een spookachtige voile. En ze brengt de teksten expressief naar voren zonder ze tot op het bot uit te wringen.

Maar ze heeft ongetwijfeld nog veel meer in haar mars dan wat ze liet horen in de negen lieve liedjes die ze in dit recital ten beste gaf. Het resultaat was een smaakvol, maar eenzijdig concert, waaraan de instrumentale bijdragen van het Orpheus Chamber Orchestra weinig extra's toevoegden. Het orkest opereert zonder dirigent, wat zijn voor- en zijn nadelen heeft. In Wolfs Italienische Serenade leverde dat door elkaar lopende hoofd- en bijzaken op, terwijl het in Schuberts Zesde Symfonie juist tot hecht en alert samenspel leidde.


© Frits van der Waa 2006