de Volkskrant van 21-01-2002, Pagina 10, Kunst, Recensie
Van Zweden niet altijd consistent als interpreet
Keuris en Sjostakovitsj, door het Residentie Orkest o.l.v. Jaap van Zweden. 18 januari, Dr. Anton Philipszaal, Den Haag.
Bij het Residentie Orkest zijn ze vast erg blij met Jaap van Zweden. Het bravo-geroep en het gejuich zijn niet van de lucht als 'Japie', nu in zijn tweede seizoen als chef-dirigent, op de bok staat. Het moet gezegd: Van Zweden heeft charisma, en hij zet al zijn krachten in voor het orkest en voor de muziek.
Aan de hoeveelheid programma's die hij met zijn eigen orkest uitvoert zou menig chef-dirigent een puntje kunnen zuigen. Bovendien is zijn repertoire divers: zo dirigeert hij de komende maanden een Mattheus-passie, de Pulcinella-muziek van Stravinsky, veel Mozart, en ook Das Lied von der Erde van Mahler. Tien dagen terug leidde hij met flair een Frans programma, en afgelopen zaterdag liet hij zien dat hij goed raad weet met zulke uiteenlopende twintigste-eeuwers als Tristan Keuris en Dmitri Sjostakovitsj.
Een goede orkesttrainer is hij ongetwijfeld ook. Het Residentie Orkest glimt en gloeit onder zijn handen. Daarbij kan hij voortbouwen op de schat aan ervaring die hij heeft opgedaan tijdens zijn concertmeesterschap bij het Concertgebouworkest, waarbij hij bijna twintig jaar lang met de grootste dirigenten van deze tijd heeft samengewerkt.
Datgene wat Van Zweden als interpreet aan de muziek toevoegt is echter niet altijd even consistent. Zijn Debussy- en Ravelvertolkingen zijn fraai van kleur, en de snelle, extraverte passages spetteren naar behoren, maar de milde passages neigen naar het bedeesde.
En naast de verrassende Vijfde van Beethoven van een paar jaar geleden, waarin hij werkelijk een eigen licht wierp op de muziek, had zijn uiteenzetting met Sjostakovitsj meer een globaal karakter. Hij stuiterde zaterdag ook niet zo hard op en neer als eertijds bij het Orkest van het Oosten.
Met Keuris' Movements uit 1981, een mooi stuk, waarin diens steeds sterkere hang naar het romantische nog wordt getemperd door kruidige dissonanten, kan Van Zweden heel behoorlijk overweg. Rimpelende golfslag, idylle, agressie en jubel volgen elkaar op in een hecht betoog, dat soms wat langgerekt is, want Keuris ging nog wel eens ver in zijn streven het onderste uit de kan te halen.
De Achtste Symfonie van Sjostakovitsj is beduidend omvangrijker, en een stuk stroever. Het is niet het meest bevlogen werk van de meester: al te dikwijls verliest hij zich hier in een voorttuffend contrapunt van wringende strijkerslijnen, en ook de toepassing van recepten als passacaglia en opgefokte marsmuziek doet hier wat stereotiep aan.
Van Zweden heeft de grote vorm voortreffelijk in zijn greep. Oplopende spanning, climax en gas terug: dat loopt op rolletjes en mist zijn uitwerking niet. Maar tegelijkertijd drijft hij ook een beetje met de grote stroom mee, zodat het sarcasme en de ironie die in deze muziek schuilen ten onder gaan in een algehele mistroostigheid. Sjostakovitsj' muziek, die bijna letterlijk achter prikkeldraad gecomponeerd is, zou best wat meer weerhaakjes mogen bevatten.
© Frits van der Waa 2006