de Volkskrant van 28-01-2002, Pagina 13, Kunst, Recensie
Chinese ritmes en klankkleuren met orkaankracht
Zijderoute Festival, met Yo-Yo Ma, Silk Road Ensemble, China Beijing Traditional Percussion Troupe e.a. 24, 25 en 26 januari, Concertgebouw en KIT Tropentheater, Amsterdam. Volgende concerten: 30/1, 2 en 3/2.
Of hij zelf het meer dan zesduizend kilometer tellende traject ooit heeft afgelegd vermeldt de historie niet, maar reizen kan natuurlijk ook in de geest, en verder heeft cellist Yo-Yo Ma overal vrienden, dat staat vast. Zijn Zijderoute Festival, dat dit weekeinde losbarstte in het Concertgebouw, verbindt Oost en West volgens een mondiaal harmoniemodel, met de muziek als transcultureel hulpmiddel. Of simpeler gezegd, in Ma's woorden: 'It's sooo wonderful to be here tonight.' Het jongensachtige is er een beetje af bij Ma. Hij begint zelfs wat 'meneerderig' te worden, maar zijn zendingsdrang en nieuwsgierigheid zijn onverflauwd.
Leerzaam is het zeker, zo'n festival (dat overigens ook edities in vele andere steden kent). Alleen al het lexicon van muziekinstrumenten dat in het programmaboek is opgenomen onthult het onvermoede bestaan van klankvoortbrengers als de Mongoolse morin khuur (paardenvedel) de dutar, een Iraanse langhalsluit, en de kayagum, een citer uit Korea.
Er moest voor Ma en zijn cello zelf ook wat te doen zijn natuurlijk. Vandaar dat een aantal componisten is aangezocht om een bijdrage te leveren aan dit project. En daar wringt hem nou net de schoen.
Op de openingsavond althans was het contrast in kwaliteit tussen de authentieke muziek uit Mongolië en Azerbeidzjan, en de kruisbestoven aftreksels van de Koreaanse Jeeyoung Kim en de Oezbekistaanse Dmitry Yanov-Yanovsky schrijnend groot. Daar kwam bij dat juist de traditionele bijdragen het kortst waren.
Vergeleken met de door slappe thee gedomineerde opening was het met de multiculturele mixer samengestelde familieconcert van zondagmiddag een stuk onderhoudender. Ma en zijn vrienden van het Silk Road Ensemble brachten een stuk of tien arrangementen van niet nader gedefinieerde muziek, waarin zowel Chinese als Arabische idiomen, maar ook een opgewekt Renaissance-dansje te herkennen vielen. Trombones en pauken mengden wonderwel met de snerpende tremoli van Khongorzul Ganbataar, en zo'n gaillarde klinkt niet kwaad op de sheng en de pipa.
Of de in groten getale aanwezige jeugd nu veel opsteekt van een programma waarin zoveel ingrediënten door elkaar geklutst zijn, is nog maar de vraag. En dat men voor het vertellen van de Aziatische sprookjes een Peruaanse, bij De Nieuw Amsterdam gevormde acteur had uitgenodigd was politiek correct; tongval en tempo van Nilo Berrocal Vargas waren ongetwijfeld makkelijker te volgen voor kinderen uit de Bijlmer dan voor de jeugd uit het chique Amsterdam-Zuid.
Werkelijk adembenemend daarentegen was het zaterdagavondconcert in het Tropeninstituut, waar louter Chinese muziek klonk. Dai Xiaolian liet hyperverfijnd spel horen op de qin, een getokkelde citer met een bescheiden klank, die evenwel een enorme rijkdom aan kleuren herbergt. Het spel van Wu Man op de pipa, de Chinese luit, was even boeiend en subtiel, maar extraverter. Bovendien liet Wu in het voor haar geschreven Run van Bun-Ching Lam horen dat de combinatie van nieuwe noten en traditionele instrumenten wel degelijk levensvatbaar kan zijn.
Na de fluisterende klanken van qin en pipa, die bijna door het geloei van het stormweer werden overstemd, kwam het optreden van de China Beijing Traditional Percussion Troupe wel aan als een orkaan. In stukken met poëtische titels als Vallende walnoten of Gouden fazanten dalen af langs de bergen demonstreerden de zeven musici een onwaarschijnlijke slagvaardigheid en een flair voor theater, waarbij, met al het spektakel, de aandacht allereerst uitging naar de intrigerende ritmische structuren en de spelletjes met de klankkleur.
© Frits van der Waa 2006