de Volkskrant van 05-02-2002, Pagina 10, Kunst, Recensie
Drieklankbrekingen en drabbige clustervorming
Werk van Moesorgski, Schnittke, Saariaho en Sibelius, door het Radio Symfonie Orkest o.l.v. Eri Klas. 2 februari, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 5/2, 20.30 uur.
Het bundelen volgens geografische principes werkt in muziek vaak aardig, maar het programma van de Matinee op de vrije Zaterdag, een combinatie van Finse en Russische muziek, toonde vooral aan dat die twee landen in muzikaal opzicht verder van elkaar liggen dan je, afgaand op de kaart, zou zeggen. Niettemin hielden de ongelijksoortige pootjes waarop het programma rustte, elkaar toch aangenaam in evenwicht.
Voor een in het licht van de vorstelijke concurrentie nog tamelijk goedgevulde zaal loodste dirigent Eri Klas het Radio Symfonie Orkest allereerst door Moesorgski's Nacht op de kale berg, in de oorspronkelijke versie. Hij deed dat in een pittig tempo, hetgeen hier en daar tot een onscherpe detaillering leidde. Ook leek hij de ruwgebolsterde kantjes die in de bekende orkestratie van Rimski-Korsakov zijn weggewerkt nog uit te vergroten. Zo was de disbalans tussen melodie en begeleiding hier en daar wel erg markant.
Het Pianoconcert van Alfred Schnittke uit 1979 vertoont weliswaar meer samenhang dan de meeste van diens werken, maar blijft toch steken in geknoedel met drieklankbrekingen en drabbige clusters. De stoere vertolking van Andrei Hoteev kon daaraan weinig verhelpen.
Beduidend absorberender was Château de l'âme van de Finse componiste Kaija Saariaho uit 1996 dat hier zijn eerste Nederlandse uitvoering beleefde. De vijftigjarige Saariaho heeft vooral naam gemaakt met muziek waarin verkenningen van klankspectra, al dan niet met behulp van elektronica, een grote rol spelen.
Wat dat betreft klonk Château de l'âme, een vijfdelige liedcyclus op Egyptische en Hindoestaanse muziek, maar in het Frans gezongen teksten, aanvankelijk wat gewoontjes. Maar na het eerste deel kwam er beweging in de harmonieën die in de twee volgende, veel kortere onderdelen door het orkest verstoven en daarna tot een felle uitbarsting leidden. Het vijfde, omvangrijkste lied, een spel van kleuren en pulsen in verschillende tempi, bracht een geleidelijke verstolling teweeg.
Saariaho maakt een schitterend gebruik van de contrasten tussen de solosopraan en de instrumentale ondergrond, waarbij een koor van acht vrouwenstemmen, geleverd door Cappella Amsterdam, als intermediair fungeert. De veeleisende solopartij was in voortreffelijke handen bij de Canadese zangeres Valdine Anderson die over een vol en ver dragend geluid beschikt en het vermogen heeft haar timbre om te kleuren naar een nasaal 'volks' geluid.
Klas, die hoorbaar veel affiniteit met deze muziek heeft, maakte zowel met Luonnotar als met de twee instrumentale delen uit Kuolema in kort bestek duidelijk dat Sibelius niet alleen een uiterst vakkundig, maar tegelijkertijd onconventioneel componist was.
© Frits van der Waa 2006