de Volkskrant van 11-02-2002, Pagina 10, Kunst, Recensie
Haenchen toont charisma en Mahler-kennis
Mahler e.a. door het Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Hartmut Haenchen. 9 feb., Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: 11 februari.
De Amsterdamse orkestwereld gaat onzekere tijden tegemoet, nu niet alleen Hartmut Haenchen, maar ook Riccardo Chailly heeft aangekondigd zijn heil elders te gaan zoeken. Daarmee verliest Nederland binnen afzienbare tijd de twee dirigenten die sinds halverwege de jaren tachtig smaakmakend en toonaangevend zijn geweest, Chailly bij het Concertgebouworkest en Haenchen bij het Nederlands Philharmonisch en de Nederlandse Opera.
Vooreerst valt er nog veel te genieten, want Haenchen is bezig aan een grandioze eindspurt, zijn over drie seizoenen gespreide Mahler-cyclus, die in september zijn bekroning zal vinden in een vertolking van de Symfonie der Tausend. Zaterdag was het de beurt aan Das Lied von der Erde, dat eigenlijk Mahlers Negende Symfonie is, maar van de componist een andere naam kreeg, omdat hij het noodlot, dat Beethoven en Bruckner niet verder had laten komen dan nummer negen, niet wilde tarten.
Het werk werd voorafgegaan door composities van twee van Mahlers studiegenoten, Hugo Wolf en Hans Rott, wier beider carrière voortijdig eindigde doordat ze zich met de verkeerde soort vrouwen hadden ingelaten. Ze stierven alletwee in een gekkenhuis aan syfilis. Het voor- en tussenspel uit Wolfs opera Der Korregidor vertonen zeker Mahleriaanse trekjes, maar zijn beduidend kortademiger. Van Rotts Symfonie in E ging alleen het Scherzo, maar dat toonde overtuigend aan dat Rotts talent niet onderdeed voor dat van zijn studiegenoot. Spijtig dat niet de héle symfonie werd uitgevoerd - al was het programma dan onmogelijk zwaar geworden - want die is dat zeker waard. En van een Mahler-symfonie laat je toch ook niet zomaar een paar delen weg?
De uitvoeringen waren behartigenswaardig, maar te oordelen naar de gloed die er na de pauze over de orkestklank kwam te liggen hadden Haenchen en het NedPhO Wolf en Rott toch niet al te veel repetitietijd gegund. Van meet af aan stond het orkest op scherp, van de schaterende houtblazers in Das Trinklied vom Jammer der Erde, tot in de morose samenklanken en de glooiende melodielijnen van Das Abschied, het besluit van de zesdelige liedercyclus. De bijdrage van tenor Robert Dean Smith was niet erg geprononceerd, in het eerste lied zelfs uitgesproken lijzig, maar het aandeel van Zweedse alt Birgitta Svendén, die muziek en tekst werkelijk tot één geheel weet te maken, vergoedde dat ruimschoots.
In zijn vertolking, waarin niet alleen de grote, vloeiende lijnen, maar ook de vluchtigste orkestrale penseelstreekjes helder waren neergezet, legde Haenchen zowel charisma als een grote kennis van zaken aan de dag. Tip voor het Concertgebouworkest: als het nou niks wordt met die opvolger van Chailly, vraag dan Haenchen als vaste gastdirigent, dan is op zijn minst de Mahlertraditie aan de Van Baerlestraat veiliggesteld.
© Frits van der Waa 2006