Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 01-03-2002, Pagina 11, Kunst, Recensie

Prachtig stuiterende strijkstokken

Rihm-programma door het Arditti Kwartet. 26 februari, Concertgebouw, Amsterdam.

Er is toch wel wat veranderd. Een avondvullend programma met uitsluitend strijkkwartetten van Wolfgang Rihm zou je tien jaar geleden alleen voor klein publiek in de IJsbreker hebben kunnen aantreffen, en nu gebeurt dat doodgewoon in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Prachtig is dat. Minder prachtig is dat er toch heel wat stoelen leeg bleven. Want de 50-jarige Rihm is toch de meest vooraanstaande Duitse componist van dit moment.

Alle ruimte dus voor het Arditti Kwartet, dat zich van meet af aan manifesteerde met een felle, heftige en intense klankgeving. De vele bijzondere speeltechnieken die Rihm voorschrijft, zoals flageoletten, sul ponticello (op de kam spelen) en ricochets (stuiteren met de strijkstok), klinken in hun handen niet als moeizame effecten, maar als essentiële onderdelen van het muzikaal betoog.

Rihm is ontegenzeggelijk een genie. Wat hij uit die vier kastjes met die zestien snaren weet te halen grenst aan het ongelooflijke. Dat geldt zowel voor zijn op 24-jarige leeftijd gecomponeerde Derde strijkkwartet als voor de nummers zes en acht uit de jaren tachtig. Rihm componeert in een atonaal, expressionistisch idioom in de lijn van Schönberg, en heeft daardoor te kampen met hetzelfde probleem als Schönberg : zonder de muzikale zwaartekracht van een grondtoon en zonder de bouwstenen van een harmonisch systeem valt het niet mee om een sluitende muzikale architectuur te creëren.

In het vroege strijkkwartet leidt dat tot versnippering. Het stuk bestaat uit vijf korte deeltjes en een relatief lang slotdeel, elk met hun eigen karakter, maar toch vol krasse innerlijke tegenstellingen. Het Achtste strijkkwartet daarentegen, dat uit één deel bestaat, heeft wel een organische ontwikkeling, maar een moeizaam verloop. De spelers werpen elkaar de bal toe, maar komen pas in de laatste vijf minuten met elkaar in het reine.

Het Zesde strijkkwartet is eveneens eendelig, maar buitengewoon roerig. Woelig, gedreven ensemblespel overheerst, te midden van passages met ijle, glasharmonica-achtige klanken . Het is muziek met een geringe aaibaarheidsfactor, en dat wreekt zich op den duur, omdat Rihm absoluut geen maat weet te houden. Wat een boeiend stuk had kunnen worden slaat allengs om in een duurproef en uiteindelijk weinig meer uitdrukt dan een onstuitbare scheppingsdrift.


© Frits van der Waa 2006