de Volkskrant van 04-03-2002, Pagina 10, Kunst, Recensie
Verstofte operazangers worden echte personages
Le nozze di Figaro, van W.A. Mozart, door de Staatsopera van Tatarstan o.l.v. David Prins en Vincent de Kort. 1 maart, Nieuwe Luxor Theater, Rotterdam. Toernee t/m 14 april.
Het avontuur is ten einde. Het productiebedrijf Euro Stage staakt zijn samenwerking met operagezelschappen uit Oost-Europa. Halverwege de zes projecten die gepland waren, is duidelijk dat de financiële dekking onvoldoende is. Dat komt ook doordat subsidiëring van OC&W, waarop directeur Peter Ultee zijn hoop gevestigd had, is uitgebleven.
Daarmee is de voorstelling Le Nozze di Figaro, die vrijdag in première ging, de laatste in een reeks op zichzelf succesvolle producties. Eerder realiseerde Euro Stage met de Opera van Plovdiv een geslaagde remake van Rossini's Barbier van Sevilla, gevisualiseerd door Dario Fo, en een veelgeprezen Falstaff, waarvoor, evenals nu voor Mozarts Nozze, de handen ineen werden geslagen met de Staatsopera van Tatarstan.
Het initiatief is even origineel als sympathiek: laat de in dramaturgisch opzicht totaal verstofte operazangers uit de voormalige Oostbloklanden kennismaken met de frisse kijk van westerse regisseurs. Het was tevens een vruchtbaar idee: ook de Figaro die de komende maand door het land trekt biedt weer volop divertissement. Regisseur David Prins heeft zijn Russische zangersploeg niet alleen geleerd hoe je moet buitelen en rollebollen, maar ook hoe je een personage van vlees en bloed neerzet.
Het genie Mozart helpt daarbij natuurlijk een stevig handje, want de muzikale karaktertekening van Figaro, zijn verloofde Susanna, Graaf Almaviva, zijn echtgenote Rosina en al die anderen is feilloos, zoals operaliefhebbers al sinds 1786 weten. En het verhaal vol persoonsverwisselingen en verkleedpartijen is geestig, maar wordt tegelijk voortgedreven door een onderstroom van hitsigheid, argwaan, en jaloezie.
In dat opzicht is de voorstelling zelfs iets te lief en te lichtvoetig, al gaat er van de speelse en inventieve pianobegeleiding in de recitatieven een onweerstaanbare charme uit. Het Tatarstaanse orkest heeft slanke, lenige strijkers, de hoge houtblazers daarentegen klinken erg zwakjes. En dirigent Vincent de Kort kent zijn Mozart, maar de poezeligheid wint het bij hem van felheid.
Gelukkig is daar een zanger als Gleb Antonov die schittert als de heethoofdige Almaviva. Hij doet dat overigens maar de helft van de avonden, want de voorstelling wordt met een dubbele cast gespeeld. Dat Sergej Moskalkov als Figaro in de laagte wat beslagen, klonk maakte hij in de hoogte weer goed. En de enige Nederlandse zangeres van de equipe, Renate Arends, een sopraan met een bescheiden volume, maar een grote expressieve kracht, schitterde als Susanna.
Het ingenieuze decorontwerp van Misjel Vermeiren, een plein vol half afgebouwde huizen, dat steeds andere vormen aanneemt, en de goed gedoseerde vondsten van David Prins, waaronder het inzetten van drie acrobates, vormen een fraai visueel contrapunt, speciaal in die paar zeldzame aria's waarin de handeling even stokt.
Al met al is het een prima voorstelling, al kan de vraag worden gesteld wat voor extra's Euro Stage hiermee aan het al stevig van prima voorstellingen voorziene Nederlandse operalandschap toevoegt. Het stopzetten van de onderneming lijkt uiteindelijk vooral een groot verlies voor de operahuizen in Plovdiv en Kazan, en voor de Oosteuropese zangers die voortaan weer als vanouds van het ene kruisje op het podium naar het volgende zullen moeten wandelen.
© Frits van der Waa 2006