de Volkskrant van 21-05-2002, Pagina 15, Kunst, Recensie
Wagemans' Concertino is geniaal wispelturig
Werk van Wagner, Wagemans, Copland en Stravinsky, door het Residentie Orkest o.l.v. Hans Leenders. 17 mei, Dr.Anton Philipszaal, Den Haag.
Peter-Jan Wagemans wordt over een paar maanden vijftig, maar aan zijn muziek is dat niet te horen. In zijn vroege stukken kon hij nog wel eens streng en principieel zijn, maar tegenwoordig staat hem tussen droom en daad steeds minder in de weg. Dat resulteert niet alleen in een grote productie, maar ook in composities met een speels en ondogmatisch karakter.
Zijn nieuwe Concertino voor saxofoonkwartet en klein orkest bevestigt die ontwikkeling in zijn oeuvre eens te meer. Het stuk is geschreven voor het vermaarde Raschèr Saxophone Quartet, dat vrijdag de Nederlandse première verzorgde, samen met het Residentie Orkest. Op diezelfde dag werd bekend dat Wagemans de Matthijs Vermeulen Prijs heeft gewonnen voor zijn orkestwerk Moloch. Deze prijs, die wordt toegekend door de gemeente Amsterdam, viel hem in 1990 overigens ook al ten deel.
Of het Raschèr Quartet Wagemans' Concertino hoog op de lijst aan hen opgedragen werken zullen zetten is nog maar de vraag: het aandeel van de solosaxofoons is weliswaar substantieel, maar doorgaans stevig ingebed in de orkestklank, zodat het zelden tot spectaculair vertoon van virtuositeit komt. Het spektakel zit hem eerder in Wagemans' gedurfde orkestbehandeling.
In het eerste deel, een langzame introductie, houdt Wagemans de uitgesproken milde klank van het Raschèr Quartet nog enigszins gescheiden van de toenemende orkestfloers. Het vertrekpunt van het tweede deel is de fuga in cis klein uit het Wohltemperierte Klavier van Bach, die door dissidente saxpartijen en schaterend koper geheel uit het gareel raakt.
Het zwaartepunt van het stuk ligt op het derde deel, getiteld Concerto grosso drammatico, dat door het heftig gehamer aan het begin sterk doet denken aan De Materie van Louis Andriessen, maar zich vervolgens ontwikkelt tot een enerverende dialoog tussen de saxen en het orkest. Een vrolijk rondrazend slotdeel, met enige toespelingen op de jazz, besluit het werk, dat een zonderlinge nasmaak achterlaat. Want hoewel Wagemans er wel degelijk in slaagt om de aandacht vijfentwintig minuten lang vast te houden lijkt dit Concertino veeleer het product van een geniale wispelturigheid dan een sluitend betoog.
Datzelfde gold tot op zekere hoogte voor de Toccata voor blazers en slagwerk van de in 1962 geboren Wolfram Wagner (geen familie van Richard). Het is een onpretentieus stuk met veel canons, dat hier en daar dichtloopt door een onevenwichtige instrumentatie. Aan de uitvoering zal dat niet gelegen hebben, want de manier waarop dirigent Hans Leenders in de overige werken de verschillende orkestgeledingen in balans hield was bewonderenswaardig. Leenders maakte vorig jaar furore met zijn reddingswerk voor het Rotterdams Philharmonisch, toen chef-dirigent Valeri Gergjev vastzat op het verkeerde continent.
Met zijn interpretaties van Coplands Our Town en vooral van de puntig gespeelde Symphony in Three Movements van Stravinsky toonde hij zich niet alleen een competent, maar ook een bevlogen stokvoerder.
© Frits van der Waa 2006