Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 12-06-2002, Pagina 10, Kunst, Recensie

Monsterbezetting beukt complex

Karkas, van Cornelis de Bondt, door studenten van de conservatoria in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam o.l.v. Etienne Siebens. 10 juni, De Oude Kerk, Amsterdam.

Cornelis de Bondt, die zo'n beetje de centrale componist van het Holland Festival is, maakte in 1980 naam met Bint, een stuk voor de nu legendarische groep Hoketus. Bint was een dreun die hard aankwam, of beter gezegd, een reeks van duizenden dreunen, geordend volgens een wetmatig compositieproces, dat resulteerde in een onontkoombaar voortdaverende versnellingsmachine.

In de jaren daarop concentreerde De Bondt zich op zijn project Het Gebroken Oor, een serie stukken waarin hij de teloorgang van de tonaliteit onderzocht. Wat maar weinigen wisten is dat daar nog een stuk aan vooraf was gegaan. Dat stuk heette Karkas en was gecomponeerd voor een dusdanige monsterbezetting dat een uitvoering niet mogelijk was.

Maar nu, bijna twintig jaar na dato, is dat dan toch gelukt, met behulp van studenten van drie verschillende conservatoria. De manschappen (heel veel blazers, slagwerkers, vier pianisten, zes gitaristen en nog zo wat) zetelden maandagavond in de Amsterdamse Oude Kerk, omringd door de keurig opgetaste brokstukken van een oude vleugel.

Op een videoscherm zag het publiek die brokstukken in de loop van vijfenvijftig minuten langzaam op elkaar toe vliegen om zich aaneen te voegen tot een vuurbal waaruit op het laatst de vleugel intact herrees. Dat was mooi, maar eigenlijk leidde het de aandacht wel een beetje af van het vele dat er in Karkas gebeurde, en van de indrukwekkende prestatie van de verenigde musici onder aanvoering van Etienne Siebens.

Karkas is niet de missing link tussen Bint en Het Gebroken Oor. Het stuk is eerder de ultieme extrapolatie van het Bint-principe. Was er in Bint sprake van twee om beurten versnellende ritmische lagen, in Karkas zijn dat er vier. Het beukende slagwerk fungeert daarbij als aan-uit-schakelaar voor de overige instrumenten, maar de verkeersregels zijn zo complex dat de precieze gebeurtenissen niet te voorspellen zijn.

Het stuk is, zeker in het begin, minder luid dan het verzamelde instrumentarium doet vrezen. Tussen de mokerslagen door verschijnen soms zelfs lange, zachte, bijna lieflijke liggende tonen. Maar er zijn ook knauwende gitaren, ploffende basnoten, losse splinters in de piano's, en later veel keffend koper.

Ondanks die grillige afwisseling ontstaat er een golfslag die de spanning erin houdt. Precies halverwege het stuk valt het slagwerk een minuut of twee weg. Maar als het zijn werk hervat verdichten de pulsen zich en krijgt de muziek meer en meer het karakter van een volstrekt dolgedraaide marsmuziek, die op zijn hoogtepunt abrupt afbreekt.

Karkas is extreem, en er is beslist sprake van enige overkill. Maar het is wel een dwingend werk, luid, agressief, en onromantisch, dat daarmee met terugwerkende kracht beschouwd kan worden als het meest Haagse product van wat later de Haagse School is gaan heten. Ook is het bij uitstek een stuk van de vroege jaren tachtig. Niemand zou tegenwoordig nog zulke muziek kunnen, laat staan durven schrijven - zelfs De Bondt zelf niet.


© Frits van der Waa 2006