de Volkskrant van 02-07-2002, Pagina 14, Kunst, Recensie
Opzwepende muziek uit het zaptijdperk
Werk van Stalling, Gurdjieff/De Hartmann, Fripp, Bernstein en Gershwin, door het Metropole Orkest o.l.v. Lawrence Renes. 29 juni, Concertgebouw, Amsterdam.
Het Metropole Orkest en dirigent Lawrence Renes lijken het uitstekend met elkaar te kunnen vinden. Vorige maand nog leidde Renes het orkest in een programma met een prominent aandeel voor de muziek van Duke Ellington, en afgelopen zaterdag verzorgde het koppel de laatste Matinee van dit seizoen. Gastprogrammeur Gert-Jan Blom had een ware grabbelton gevuld met muzikale marginalia uit Oost en West.
De enerverende opening, Zoom and Bored van Carl Stalling zette al meteen de toon. Stalling is beroemd geworden door de honderden tekenfilm-scores die hij schreef voor Warner Bros en waarmee hij Bugs Bunny en andere helden van het platte doek een extra dimensie gaf. Zoom and Bored, geschreven voor de gelijknamige Road Runner-cartoon uit 1957, loopt vooruit op het zap-tijdperk, met zijn hoge omloopsnelheid en zijn krankzinnige afwisseling van muzikale ideeën en stijlen. Het was nog leuker geweest als na de uitvoering de film zelf te zien was geweest, maar zo'n grapje is natuurlijk te duur.
Amerikaanse componisten hadden het belangrijkste aandeel aan dit programma, niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief. In de bondige, maar buitengewoon opzwepende Prelude, Fugue and Riffs van Leonard Bernstein werden de hogesnelheidslijnen van klarinettist David Kweksilber keer op keer overspoeld door het heftig swingende tutti-ensemble. Daarnaast klonk Gershwins Concert in F voor piano en orkest, met zijn lengte van een half uur het meest substantiële stuk op het programma. Bijzonder was dat het hier ging om de orkestratie voor jazzorkest van Ferde Grofé, die sinds 1928 niet meer is uitgevoerd. Solist Jan Willem Nelleke leverde een degelijke, maar niet hemelbestormende interpretatie van dit uitbundige werk, waarin de ideeën zozeer over elkaar heen buitelen dat het af en toe de kant van een potpourri uitgaat.
Curieus, maar eerlijk gezegd nogal saai waren twee composities van George Ivanovitsj Gurdijeff, de spirituele leider van de beweging 'de vierde weg', wiens muzikale gedachten in partituurvorm werden uitgewerkt door zijn volgeling Thomas de Hartmann. Zowel zijn Oriental Suite als The Great Prayer doen door de voortdurend herhaalde basispatronen en de zweverige oriëntaalse melodiek een beetje naïef aan.
Ook twee voor orkest bewerkte improvisaties van Robert Fripp konden niet werkelijk overtuigen. Fripp is sinds 1969 voorman van King Crimson en geldt als een van de intellectuelen onder de Britse popmusici. Hij componeert strak georganiseerde, minimalistische composities met ongrijpbare maatsoorten, maar houdt zich ook bezig met soundscapes, waarbij hij met behulp van elektrische gitaar en elektronica hele klankvelden opbouwt.
Het probleem van de hier gespeelde orkestraties, overigens heel knap vervaardigd door Bert Lams en Andrew Keeling, is dat het elektrische element dat de klank juist zijn 'beet' geeft, is weggevallen. En dan zijn Fripps geïmproviseerde noten op zichzelf niet altijd boeiend genoeg. Zo is Being and Becoming een welluidende, maar oeverloze reeks associaties. Pie Jesu is een stuk bevattelijker. Om te beginnen is het met zijn lengte van tien minuten de helft korter. Daarbij is Fripps improvisatie gewoonweg beter en doet de gehanteerde bezetting, een strijkorkest, meer recht aan het oorspronkelijke klankbeeld.
Het blijft een beetje tweeslachtig, om uitvoeringen aan de hand van 'authentieke' partituren te combineren met dergelijke bewerkingen, die nu juist voorbijgaan aan het wezen van de elektrische gitaar en het proces van het improviseren. Maar als slotconcert van de Matinee was het een geëigende spectacle coupé.
© Frits van der Waa 2006