Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 29-08-2002, Pagina K19, Kunst katern, Recensie

Weldadige kalmte

Vermeulen: Symfonieën 2, 6 en 7. Residentie Orkest o.l.v. Gennadi Rosdjestvenski. Chandos.

Met het verschijnen van drie symfonieën van Matthijs Vermeulen bij Chandos komt er op zijn minst voorlopig een einde aan het Nederlandse-muziekproject dat het Residentie Orkest samen met dit label had opgezet. Er is niet genoeg geld meer. En wat Vermeulen betreft is er helaas ook geen dirigent meer, want Gennadi Rosdjestvenski is in aanvaring gekomen met Chandos en heeft derhalve een punt achter de onderneming gezet.

De kans dat het Residentie Orkest ooit nog de overige vier symfonieën op een internationaal gerenommeerd label zal kunnen uitbrengen is daarmee voorlopig geheel verkeken. En dat is des te betreurenswaardiger omdat Vermeulen (1888-1967) een componist van beduidend groter gewicht is dan Alexander Voormolen, Richard Hol en Cornelis Dopper, zijn voorgangers in dit project. Zijn Tweede Symfonie uit 1919-1920 had de Nederlandse Sacre du printemps kunnen zijn, ware het niet dat het werk pas in de jaren vijftig voor het eerst werd uitgevoerd.

Reden genoeg dus om gelukkig te zijn dat het met die ene Vermeulen-cd ten minste nog voor elkaar gekomen is. Toch is dat geluk niet helemaal onverdeeld. Vergeleken met de voortreffelijke uitvoering die het Residentie Orkest twintig jaar geleden vastlegde onder Lucas Vis, mankeert het de nieuwe registratie aan helderheid, directheid en felheid. De akoestiek van de dr. Anton Philipszaal moet daaraan op zijn minst voor een deel debet zijn. Opvallend is ook dat Rosdjestvenski er vijfeneenhalve minuut langer over doet dan de eenentwintig die Vis er voor nam. Dat heeft ook zijn voordelen, want de rustige gedeeltes krijgen nu een weldadige kalmte en een lyrische verfijning.

Met die Vis-versie, destijds verschenen op de Donemus-lp's met Vermeulens complete werk, is het helaas ook niet helemaal goed gegaan. Toen de reeks naar cd verdoekt werd bleek de band zoek, zodat er teruggevallen moest worden op een andere, wat minder gelukte opname. Toen de band weer boven water kwam is daar alsnog een cd van gemaakt, maar die is voornamelijk in omloop gebracht als relatiegeschenk.

De Zesde en vooral de Zevende Symfonie komen bij Rosdjestvenski naar verhouding veel beter uit de verf, al zit het Haagse koper hier en daar op het randje van een scheve schaats. Vooral zijn lezing van de Zevende, Vermeulens in 1965 voltooide zwanenzang, doet recht aan het revolutionair elan en het optimisme waarvan al Vermeulens werk getuigt. En nu maar afwachten of zijn muziek ook weerklank vindt in het buitenland.

Mjaskovski: Symfonie nr. 6. Göteborgs Symfoniker o.l.v. Neeme Järvi. DGG.

Nikolaj Mjaskovski (1881-1950) gold naast Sjostakovitsj en Prokofjev als de meest vooraanstaande Russische componist van zijn tijd. Vandaar dat ook hij zijn deel van de ellende kreeg tijdens de campagnes die Stalins apparatsjiks in de jaren dertig en veertig voerden tegen 'formalistische' tendenzen in de muziek.

Zijn Zesde Symfonie (hij schreef er uiteindelijk 27!) stamt uit de jaren 1921-23, toen hij nog gewoon zijn gang kon gaan. Niet dat Mjaskovski zo brutaal te keer ging als de jonge hond Sjostakovitsj. Mjaskovski's Zesde wortelt stevig in de traditie, heeft een Mahleriaanse lengte van ruim een uur en is onmiskenbaar het werk van een vakman wiens creativiteit stoelt op een grote constructieve vaardigheid.

Het is robuuste en eigenlijk nogal woelige muziek. Hoewel alle vier delen bezonken momenten bevatten is er eigenlijk geen uitgesproken langzaam deel, ook al heet het derde Andante appassionato. Fascinerend zijn de hortende ritmes in het eerste deel, die telkens weer opduiken, om dan te verkeren in dramatische stiltes. Na de twee volgende delen, die min of meer dezelfde sfeer ademen, komen de optimistische fanfares waarmee het vierde deel opent als een verrassing. Maar daarmee is het avontuur nog lang niet afgelopen, want vervolgens gaat Mjaskovski aan de haal met Ça ira, het bekende liedje uit Franse revolutie, wat weer wordt gevolgd door de dreigende melodie van het Dies Irae. Na diverse verwikkelingen verschijnt er in de laatste vijf minuten opeens een koor, dat met een gewijd Russisch gezang de symfonie tot een schitterend einde voert. Dirigent Neeme Järvi heeft een grote affiniteit met dit werk, en beweegt de Göteborgs Symfoniker tot grootse prestaties.


© Frits van der Waa 2006