Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 28-11-2002, Kunst, Recensie

Luctor Ponse: Kamermuziek, door Ensemble Wendingen en het Doelen Kwartet. Wendingen.
Luctor Ponse: Electronic and instrumental music - historical recordings. Q Disk.

Het blijft een wat treurige zaak dat je als kunstenaar dikwijls eerst dood moet gaan voor je de erkenning krijgt die je eigenlijk verdient. Kijk maar naar Luctor Ponse, die vier jaar geleden op 83-jarige leeftijd overleed. Hij hoorde in feite tot wat wel betiteld wordt als de 'vergeten generatie', de groep componisten die niet meer aan de bak kwam na de jaren zestig, toen Notenkrakers en modernisme het voortouw namen.

Dat klopt niet helemaal, want Ponse was heel wat beter bij de tijd dan de meeste van zijn leeftijdgenoten. Hij schreef al vanaf 1949 twaalftoonsmuziek, en legde zich in de jaren zestig en zeventig ook nog toe op de elektronische muziek. Maar hij was een bescheiden man, die zich absoluut niet op de voorgrond plaatste. Ten onrechte, zo blijkt uit de twee pas verschenen dubbel-cd's die samen zestien van zijn in totaal 74 werken bevatten en waaruit Ponse naar voren komt als een origineel en vooral geestrijk componist.

De cd's - één met kamermuziek uit de jaren veertig en vijftig, en één met historische uitvoeringen van werk uit later jaren - vullen elkaar goed aan, maar de eerste is de mooiste, al was het alleen maar om de werkelijk sublieme uitvoeringen van het Ensemble Wendingen en het Doelen Kwartet.

Het is bovendien boeiend om de ontwikkeling te volgen die Ponse in zijn jonge jaren doormaakte: zijn vroege werk is duidelijk Frans van inslag, maar draagt ook sporen van de invloed van zijn leraar Henk Badings. Halverwege de jaren veertig wordt Bartók een belangrijk voorbeeld voor hem, wat dusdanig doorklinkt in zijn Duo voor viool en violoncello op.13 dat het werk hier bijna uit de toon valt. Maar even snel voltrekt zich omstreeks 1950 zijn bekering tot de twaalftoonsmuziek, die hij overigens losjes hanteerde.

Ondanks de grote verschillen in stijl blijven twee kenmerken voortdurend aanwezig: een sprankelende inventiviteit en een greep op de vorm die slechts bij hoge uitzondering academisch aandoet. Ponses twaalftoonswerken liggen vanzelfsprekend minder makkelijk in het gehoor dan de zonnige harmonieën uit zijn vroege muziek, maar ze hebben bij lange na niet het hermetische karakter dat de muziek van Schönberg, Berg en Webern aankleeft. Je kunt de twaalftoonsreeksen dikwijls met het blote oor volgen, wat een zeldzame verdienste is - al zullen hardcore-dodecafonisten dat waarschijnlijk als een tekort opvatten.

De cd met 'historische' opnamen (uit de jaren 1966-1995) biedt een essentiële, zij het wat wisselvalliger aanvulling. Het elektronische Nacht uit 1966 is prachtig, maar Enchantement uit 1972 is te opzichtig gebaseerd op tape-delay. Vreemd is ook de orkestbewerking die Ponse in 1980 maakte van zijn Concerto 1 voor piano en tape, waardoor het een volkomen ander stuk wordt, zij het met dezelfde contouren. Hoewel Ponse in zijn groot bezette werk af en toe zijn hand overspeelt biedt ook deze cd een boeiende doorsnede van een ten onrechte verwaarloosd oeuvre.


© Frits van der Waa 2006