de Volkskrant van 10-12-2002, Pagina 10, Kunst, Recensie
Mooiste klanken verenigd in één wereld-orkest
Het Atlas Ensemble o.l.v. Ed Spanjaard met werken van Jia, Nieder, Karajev, Guo en Loevendie. 8 december. Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht. Radio 4: vanavond, 20.30.
Alleen al de naam van het Atlas Ensemble is een schot in de roos. Behalve een boek met kaarten van de hele wereld is Atlas namelijk ook de Titaan die het firmament op zijn schouders torste.
De dertig musici kwamen in elk geval van heinde en verre en speelden de sterren van de hemel. En nu, na slechts drie optredens - één in Berlijn, twee in Nederland - is het over en voorbij, en rest er niets dan een radio-opname (vanavond op Radio 4) en een later uit te zenden tv-registratie.
Het Atlas Ensemble, een initiatief van Joël Bons, de artistiek leider van het Nieuw Ensemble, verenigde de mooiste geluiden van de wereld in één orkest. Naast de vertrouwde timbres van Westerse instrumenten klonken er onder meer de glinsterende gehamerde snaartonen van de Iraanse santur, het ongelooflijke geluid van de Chinese mondharmonica, de sheng en de weemoedige klank van de duduk, de Armeense hobo.
De onderneming doet denken aan het Zijderoute-project van cellist Yo-Yo Ma. Maar Bons is een stap verder gegaan: hij heeft niet alleen exotische virtuozen bij elkaar gebracht, hij heeft er vooral een indrukwekkend orkest van gesmeed waarin verre instrumentale verwanten opeens hechte families zijn geworden.
De strijkersgroep bestaat niet uit allemaal min of meer gelijke violen, maar uit een Chinese erhu, een Azerbeidzjaanse kamancha, een Turkse kemençe, plus de Westerse strijkers. Vijf componisten werden uitgenodigd om voor dit nieuwe wereld-symfonieorkest een stuk te schrijven.
Voor de betrokken toondichters moet het een breinkrakende opdracht zijn geweest. Behalve met een compleet nieuw arsenaal aan klanken hadden ze ook te maken met muzikanten die eerder gewend zijn te improviseren dan van blad te spelen. De staalkaart aan oplossingen was fascinerend.
Zo liet de Chinese componist Jia Daqun in Fusion I binnen een hechte structuur ruimte voor improvisaties. Het in het algemeen Oosters getinte stuk biedt een prachtige afwisseling van kalme en motorische, scherp geprofileerde passages. Daarbij maakt Jia briljant gebruik van de kleurencombinaties van het ensemble.
Zijn landgenoot Guo Wenjing gaat in zijn tweedelige Buddhist Temple fijnzinniger te werk door Oriëntaalse melodiek te combineren met Westerse, mild-dissonante harmonieën. Hoogtepunt van het tweede deel is een uitbarsting van de suona, de hoge, schelle Chinese hobo.
De Italiaan Fabio Nieder heeft in zijn The Waters flow on their Way, waarin sopraan Alda Caiello een krachtig woordje meezong, gewoon zijn eigen noten geschreven, zonder te streven naar een Oosters accent. Daar zorgen de instrumenten zelf wel voor. De resulterende klankmengsels doen bij vlagen surrealistisch aan.
Anders dan de Azerbeidzjaanse componist Faradj Karajev, wiens Babylonturm blijft steken in vrijblijvend gekwispel, weet Theo Loevendie in zijn Seyir een wemeling van ritmes en melodielijnen op kameleontische wijze van kleur te laten verschieten. Omdat hij ook de individuele musici wil laten schitteren doet het stuk hier en daar wat brokkelig aan, maar de opzwepende finale brengt alles tot een wereldomspannend eind.
En nu maar hopen dat dit niet ook het eind van het Atlas Ensemble is, en dat er geld komt om dit geweldige idee verder uit te diepen. Want dat verdient het.
© Frits van der Waa 2006