Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 27-12-2002, Pagina 11, Kunst, Recensie

Chailly in rouw toch elektriserend

Koninklijk Concertgebouworkest en solisten o.l.v. Riccardo Chailly met werken van Stravinsky. 25 december, Concertgebouw, Amsterdam.

Bleek en zonder één lachje nam Riccardo Chailly op Eerste Kerstdag het applaus in ontvangst, en na afloop gunde hij het Koninklijk Concertgebouworkest nog de nodige lof, maar keerde daarna niet meer terug op het podium.

Dat had zijn reden: de dag tevoren was zijn vader, de componist Luciano Chailly, op 82-jarige leeftijd overleden. Dat Chailly prompt daarna terugvloog naar Amsterdam om daar de traditionele Kerstmatinee overeind te houden siert hem, en dat hij onder deze omstandigheden twee elektriserende Stravinsky-vertolkingen leverde, is fenomenaal.

Het was voor insiders niet de enige schaduw die over het evenement lag. De AVRO heeft namelijk besloten de Kerstmatinee na volgend jaar niet meer op de televisie uit te zenden, wegens dalende kijkcijfers en tanende belangstelling van buitenlandse zenders. Daarmee komt een eind aan een meer dan 25-jarige traditie: de eerste tv-uitzending van de Kerstmatinee vond plaats in 1975.

Zelfs nu al moesten de kijkers genoegen nemen met een half concert. De uitvoering van Le sacre du printemps, waarmee het concert besloot, zal later worden uitgezonden, maar was wel te horen via Radio 4.

De opening, Pulcinella, was bijzonder omdat het hier om de complete versie met zangers ging, die niet zo vaak te horen is. Gewoonlijk kiest men voor de verkorte concertsuite die Stravinsky uit het werk samenstelde. Chailly ging het werk voortvarend te lijf, en voerde hier en daar het tempo tot wervelende hoogten op, maar handhaafde een grote precisie.

Ook de droge humor die Stravinsky in dit op muziek van Pergolesi en andere barokcomponisten geënte werk aan de dag legt, kwam goed tot zijn recht, zoals de montere uitroepen 'Moriro! Moriro!' (ik zal sterven) van baszanger Simone Alberghini, de steeds vreemder wordende instrumentatie, en de potsierlijke metrische verschuivingen. De prestaties van sopraan Sonia Ganassi, tenor Kenneth Tarver, en de als invaller aantredende Alberghini waren adequaat, maar niet spectaculair.

Het contrast tussen de klein bezette, 'neo-klassieke' Pulcinella-muziek en het grootse geweld van de slechts zeven jaar eerder gecomponeerde Sacre was enorm. Niettemin bereikte Chailly ook in dit opzwepende opus een zeldzame doorschijnendheid en een vulkanische spanning die ook onder de oppervlakte van de rustiger passages bleef doorsmeulen. Ondanks de genadeloze precisie is zijn benadering allerminst klinisch van karakter. De manier waarop hij de van de ene naar de andere instrumentengroep doorgegeven melodiesegmenten samensmeedt is lucide, uit de dooreenwemelende timbres komen onverwachte details bovendrijven, en de stiltes voor de storm zijn nog huiveringwekkender dan de titanische explosies. Het Concertgebouworkest overtrof zichzelf evenzeer als zijn dirigent.

Eens te meer reden om te betreuren dat dit koningskoppel nog maar anderhalf jaar voor de boeg heeft. Want Chailly's opvolger Mariss Jansons, die in 2004 aantreedt, mag over grote kwaliteiten beschikken, een dergelijke Stravinsky heeft hij niet in huis.


© Frits van der Waa 2006