de Volkskrant van 30-01-2003, Pagina K18, Kunst katern, Recensie
Op kousenvoeten
J.S. Bach: Fantasia Cromatica, sonates & transcriptions. Yves Rechsteiner, pedaalklavecimbel. Alpha.
Zoals je uitgestorven diersoorten hebt, heb je ook uitgestorven instrumenten. Dat zijn meestal grote apparaten geweest, waarvan er zo weinig zijn gemaakt dat er vandaag de dag niets van over is dan wat afbeeldingen en geschreven berichten.
Het pedaalklavecimbel is zo'n instrument. Toen de Franse klavecinist Yves Rechsteiner daarover las in de geschriften van de achttiende-eeuwse musicus Johann Jakob Adlung, was zijn fascinatie gewekt. Samen met klavecimbelbouwer Nicolas Macheret slaagde hij erin het instrument te reconstrueren. In feite bestaat dit pedaalklavecimbel uit twee instrumenten: een gewoon exemplaar en een bas-instrument, dat op de grond ligt en met de voeten bespeeld wordt. Dat maakt het onder andere mogelijk om er orgelmuziek op uit te voeren - en dan hebben we het natuurlijk al gauw over Bach, aan wiens muziek Rechsteiner zijn eerste cd gewijd heeft.
Het is jammer dat Rechsteiner in zijn uitvoerige toelichting niet iets dieper ingaat op de specifieke kenmerken van het instrument . Wel bevat het boekje een aantal intrigerende foto's, waaronder een close-up van zijn in kousen gestoken voetenwerk.
Het klinkende resultaat overtreft de verwachtingen. Door dat extra octaaf aan de onderkant wordt het instrument een stuk rijker, en verliest het de spichtigheid die de klavecimbelklank aankleeft. Snelle figuurtjes in de bas hebben weliswaar de neiging dicht te lopen, maar dat is een hebbelijkheid van alle lage muziekinstrumenten. Het meest wonderbaarlijk zijn de langzame delen van de triosonates, waarin elk van de drie stemmen een eigen klankkleur heeft.
Aardige is ook dat Rechsteiner zich niet heeft beperkt tot Bachs klaviermuziek, maar ook zelf aan het bewerken is geslagen. Hij koos daarvoor onder andere de grote Ciaccona uit de partita voor viool solo BWV 1004. Zijn 'vertaling' naar het toetsen-idioom is merkwaardig, maar knap gedaan en uitermate boeiend.
Biber: vioolsonates, door Unam Ceylum. ECM.
Ook deze aan de vioolsonates van Heinrich Ignaz Franz Biber gewijde cd biedt een klein openbarinkje in klank. En dat komt niet door het cleane timbre of het glanzende vioolspel van John Holloway, al is dat bewonderenswaardig genoeg, maar door de keus om de continuo-partij uit te voeren op orgel én klavecimbel. Dat levert een heel speciaal, flonkerend klankmengsel op, zonder de logheid die het zagen op een cello of gamba al gauw veroorzaakt. Het trio Unam Ceylum (geen idee waar ze die naam vandaan hebben) is bovendien geraffineerd genoeg om de twee begeleidende instrumenten van tijd tot tijd solistisch aan het woord te laten.
De muziek van Biber (die zo'n veertig jaar ouder was dan Bach) is even fantasievol als virtuoos. In twee van de zes hier gebundelde sonates maakt hij gebruik van scordatura (verstemde snaren), waardoor zich allerlei nieuwe mogelijkheden voordoen.
Werken van W.F. Bach, door de Akademie für Alte Musik Berlin. Harmonia Mundi.
Bachiana: werk van vier zonen van J.S. Bach door Musica Antiqua Köln o.l.v. Reinhard Goebel. DGG.
De zonen van Bach leefden in een tussentijd, en dat weerspiegelt zich in hun oeuvre. Aan het werk van Wilhelm Friedemann, de oudste, heeft de Akademie für Alte Musik Berlin een complete cd gewijd, met gave uitvoeringen. W.F. staat in zijn fuga's nog dicht bij zijn vader, maar laat in zijn symfonieën en zijn klavecimbelconcert driestere geluiden horen.
Musica Antiqua Köln gaat onder leiding van Reinhard Goebel soms wat hardhandiger te werk, maar de combinatie van vier verschillende Bachen levert een smakelijk geheel op. De bekroning van de plaat is het Concert voor klavecimbel en Hammerflügel dat Carl Philipp Emanuel Bach kort voor zijn dood in 1788 schreef (morgenavond ook live in het Concertgebouw in Amsterdam). De combinatie van de solo-instrumenten symboliseert zijn positie op de grens van de barok- en de klassieke muziek. C.Ph.E. was niettemin als componist mans genoeg om zich op die scheidslijn staande te houden. Zijn broers trouwens ook.
© Frits van der Waa 2006