de Volkskrant van 10-02-2003, Pagina 11, Kunst, Recensie
In memoriam voor Schat en Svetlanov
Schat, Martinu en Mendelssohn, door het Residentie Orkest o.l.v. Claus Peter Flor. 7 februari, dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Radio 4: 12/2, 10u.
Zelfs voor een werk dat uit 1951 stamt is de Zesde Symfonie van de Tsjechische componist Bohuslav Martinu een ongewoon veranderlijk stuk. De muziek blijft geen minuut hetzelfde: telkens komt er weer wat anders uit de kast, zodat de ondertitel Fantaisies Symphoniques volledig wordt waargemaakt. Pas in het derde deel, een Andante, treedt er meer rust en daarmee een doorgaande lijn in.
Toch maakte de uitvoering die het Residentie Orkest vrijdag gaf onder aanvoering van Claus Peter Flor geenszins een verbrokkelde indruk. Flor heeft duidelijk affiniteit met Martinu's wonderlijke afwisseling van bijna avant-gardistische verkenningen, dansante passages en Slavisch getinte melodieën. Door de nadruk te leggen op de broeierige timbre-mixturen slaagde hij erin de weerbarstige materie een bijzondere intensiteit af te dwingen.
Flor is dezer dagen een steun en toeverlaat voor Nederlandse gezelschappen met dirigentenproblemen. In mei springt hij in voor de zieke Hans Vonk bij de opvoeringen van Webers Euryanthe in het Muziektheater in Amsterdam. Bij het Residentie Orkest verving hij Evgeni Svetlanov, die in mei vorig jaar overleed. De speciale Svetlanov-serie, waarmee het orkest zijn voormalige chef-dirigent nog eens in het zonnetje wilde zetten, is daarmee veranderd in een postuum eerbetoon.
Martinu's werk, door Flor zelf ingebracht, paste daar niet helemaal in, want oorspronkelijk zou Svetlanov de Achtste Symfonie van Glazoenov uitvoeren. De overige concerten in de reeks gaan ongewijzigd door. Het Russische programma van maart (met onder andere werk van Svetlanov zelf) wordt gedirigeerd door de Finse veteraan Jorma Pakula, en Pascal Rophé neemt in mei Svetlanovs keuze uit het Franse repertoire voor zijn rekening.
Het concert was een dubbel in memoriam, want het opende met de elfde variatie uit De Hemel van Peter Schat, ter nagedachtenis aan de vorige week maandag overleden componist. Een mooie keus, niet alleen om de duistere lyriek en de melancholieke atmosfeer van dit fragment, maar vooral omdat juist dit deel gebaseerd is op de verzoening tussen totale chromatiek en de klassieke drieklank, de drijvende kracht in Schats muzikale ontwikkeling.
In Mendelssohns Derde Symfonie, de 'Schotse', demonstreerde Flor andermaal zijn greep op de grote vorm en zijn vermogen om het orkest tot één stoer geheel te smeden, wat overigens zijn keerzijde had in een zeker gebrek aan detaillering. Dat de orkestklank af en toe omsloeg van robuust naar ruig kan hem nauwelijks aangerekend worden, gezien de speciaal op dit punt moeizame akoestiek van de dr. Anton Philipszaal in Den Haag.
© Frits van der Waa 2006